gedaan nadat de a. s. beroepsofficier ,reeds begrip heeft van zijn toekomstigen werkkring l). De commissie acht het noodzakelijk, dat bovendien aan jonge lieden, die in het bezit zijn van één der bovenbedoelde diploma's, gelegenheid wordt gegeven (zie nader onder D), om een verband aan te gaan als aspirant-beroepsofficierdat verband moet, onder nader vast te stellen voorwaarden, kunnen worden verbroken. Zij acht dit te meer noodig, omdat zich althans in de eerste jarenniet een voldoend aantal verlofsofficieren zal aanmelden. In de toekomst zullen ongetwijfeld ook in Indië inrichtingen voor de opleiding tot verlofsofficier moeten komen. Ook deze verlofsofficieren, in het bezit van één der genoemde diploma's, moeten tot de opleiding voor beroepsofficier worden toegelaten. Voorts acht de commissie het zeer gewenscht, dat de opleiding voor beroepsonderofficieren tot beroepsofficier tot alle Wapens wordt uitgebreid, hetgeen door aansluiting bij het Middelbaar Onderwijs zeer wel mogelijk is. Hetzelide geldt voor verlofsoffi cieren en verlofsonderofficieren, die niet in het bezit zijn van één der bovenbedoelde diploma's. Door de onderofficiersvereeniging wordt tegenwoordig aange drongen op het stellen van hooge eischen voor de benoeming tot onderofficier. Men wenscht o. a. dat als eisch gesteld zal worden het bezit van het diploma voor M. U. L. O. Voor den jongen, energieken onderofficier, die deze kennis heeft, is het zeer goed mogelijk door eigen studie of door het nemen van lessen zoo ver te komen, dat hij met goed gevolg examen kan doen voor de 4e klasse eener H. B. S. met 5 j. cursus. Men geve dan aan beroepsonderofficieren, die als zoodanig minstens een jaar in den troep hebben gediend en die een bepaalden leeftijd niet hebben overschreden, gelegenheid door hen vrij te stellen van alle dienst en om de 4e en 5e klasse van een H. B. S. af te loopen 2). Er zijn slechts enkele kleinere garnizoenen, waar die gelegenheid ontbreekt. Wanneer uit de rapporten mocht blijken, dat de ijver van zulk een onderofficier te wenschen overlaat, zal hem die gunst onmid dellijk moeten worden ontnomen. Wordt aan dezen laatsten maatregel streng de hand gehouden, dan zal deze regeling stellig succes hebben. (Jok in Ned.-Indië is een dergelijke regeling ver moedelijk wel te treffen. 53 Dit voordeel is betrekkelijk. Immers door de militaire opleiding Iaat te beginnen, gaan tal van krachten verloren, die men verkregen zoude hebben, als men er vroeger beslag op had gelegd. Wat betreft ,,'t begrip", erkennen we gaarne, dat dit bij een jongen, die de 5de klasse H. B. S. heeft doorloopen, iéts minder onvolledig is, dan bij een, die de 4de en 5de klasse nog moet doormaken. Als men daarmee tevreden is allright! Red. 2). Maar waarom hen dan niet veel liever in een mil. ?- of desnoods 3 jarigen cusus gelijkstaande met die klassen eener H. B. S. ver- eenigd, dan heeft men veel minder kans op mislukkingen. Aangeteekend zij nog, dat bedoelde onderofficieren zich uiteraard toch niet zullen bewegen in het milieu van de jongens-medescholieren der H. B. S., daar zijn ze te oud voor. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 53