Door deze regeling zal men, mogelijk bij alle Wapens, wederom officieren krijgen, die als onderofficier werkelijk in den troep hebben gediend. Bij de tegenwoordige opleiding langs den Centralen Cursus is dit niet meer het geval, daar de leerlingen voor het grootste deel niet uit den troep afkomstig zijn. Voorts bereikt men, dat allen, die tot de opleiding voor beroepsofficier worden toegelaten, dezelfde algemeene ontwikkeling hebben en dat dus die opleiding voor allen gelijkwaardig kan zijn. Voor verlofsofficieren en verlofsonderofficieren zouden gelijk soortige bepalingen kunnen worden gemaakt. D. Practische Opleiding. De commissie meent, dat de opleiding voor beroeps-en verlofs officieren aanvankelijk dezelfde moet zijn. Wie dus een verband aangaat als aspirant-beroepsofficier begint met de opleiding tot vaandrig aan de tegenwoordige scholen voor verlofsofficieren te volgen. Voor de Genie zal naast de bestaande intermitteerende oplei ding een doorloopende opleiding tot vaandrig (reserve pio nier-officier) moeten worden geschapen. De beroeps- en verlofsonderofficieren, die tot de opleiding voor beroepsofficier worden toegelaten, zouden in de groote vacantie en na hun eindexamen H. B. S. een zomercursus voor vaandrig moeten volgen aan de scholen voor verlofsofficieren. Het zal gewenscht zijn aan één der scholen voor verlofsofficie ren van elk wapen een officier-leeraar van het Indische leger te plaatsen, met het oog op de voor dat leger bestemde aspirant beroepsofficieren. Bij de scholen voor verlofsofficieren der bereden Wapens zal men, om niemand uit te sluiten, voor aspirant-beroepsofficieren den eisch betreffende het kunnen paardrijden bij toelating moeten laten vervallen. Een voordeel van deze wijze van opleiding is in de eerste plaats, dat de a. s. beroepsofficier in nauwe aanraking komt met zijn verlofscollega's, hetgeen stellig moet leiden tot een betere onderlinge waardeering en een betere verhouding. De blik van den aspirant-beroepsofficier wordt door dit contact verruimd, 54 Wij zijn onvoldoende op de hoogte van de waarde van de huidige opleiding voor verlofsofficieren. Aannemende, dat die zoodanig is, dat zij, wat die soort officieren betreft, voldoende is, rijst de vraag, of zij dat ook voor a. s. beroeps officieren mag worden geacht. Hunne opleiding stelt toch ook „practisch" veel zwaardere eischen. Wordt de verlofsofficier geschikt gemaakt voor aanvoerder, de a. s. beroepsofficier moet bovendien geschikt zijn voor instructeur, voor: docent-in-practijk (en theorie) en voor opvoeder. Nu treft het ons, dat, in de brochure, docenten, die hun functie, vol komen terecht, zeer gewichtig achten (vide B. 3) betrekkelijk zoo weinig zorg vragen voor de opleiding tot, docent-in-de-practijk-van- het-mil. vak. Red

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 54