daar hij in aanraking komt met andere leerlingen, die in de
burgermaatschappij verschillende graden hebben behaald of die
daarvoor in opleiding zijn. Bovendien kan voor het korps be
roepsofficieren een heilzame selectie plaats hebben. Blijkt het bij
de opleiding tot vaandrig, dat een aspirant-beroepsofficier niet
de eigenschappen heeft, die aan den beroepsofficier moeten
worden gesteld, dan moet hij niet tot de verdere wetenschappe
lijke opleiding worden toegelaten. Evenzoo moet ook de aspi
rant-beroepsofficier het verband kunnen verbreken, indien hij
geen lust heeft beroepsofficier te worden.
E. Wetenschappelijke opleiding tot beroepsofficier.
Door bovenstaande regeling wordt het mogelijk, de verdere
opleiding tot beroepsofficier geheel wetenschappelijk te houden.1)
Bij de tegenwoordige opleiding blijkt maar al te duidelijk
hoe de wetenschappelijke en de practische opleiding elkaar steeds
in den weg staan, waardoor de cadetten aan de K. M. A onge
veer 40 lesuren (theoretische en practische) per week hebben, het
geen uiteraard tot gevolg heeft, dat van eigenlijke „studie" geen
sprake is en dat nauwelijks vrije tijd overblijft om het in de les
behandelde na te werken. 2)
De commissie is van oordeel, dat de eigenlijke opleiding tot
beroepsofficier zuiver wetenschappelijk behoort te zijn; welmoet
ook onderwijs worden gegeven in lichaamsoefeningen en scher
men, en voor de bereden Wapens in paardrijden. Voor de onbe
reden Wapens worden, terwille van de kosten, geen rijlessen
voorgesteld. Cursussen bij den troep kunnen hierin later vóórzien.
De opleiding moet worden gegeven aan een „Mil. Hooge-
school." De programma's van studie moeten zoodanig zijn inge
richt, dat van den student gevergd kan worden, dat hij zelfstandig
studeert.
We achten dit allesbehalve goed. De practijk is zoo vele malen gewich
tiger dan de theorie, dat het o. i absoluut fout zou zijn om 2 jaar
lang den a. s. troepenofficier, nagenoeg zonder dat dagelijksch brood
te laten. Red.
2). 40 uur per week praktijk en theorie lijkt ons heusch niet te veel!
Wat onze ervaring betreft, het volgende
Gedurende de doorgemaakte 3 jarige opleiding tot officier der Inf.
bleef er ondanks het feit, dat nog vele uren verknoeid werden met
zaken, waar een infanterist nooit of hoogst zelden een sikkepit profijt van
trekt: Hoogere meetkunde, Beschrijvende, Mechanica, theoretisch Land
meten en Waterpassen; ondanks het feit, dat uren en uren werden
weggesmeten aan „teekenen" (in I. Ill hadden we destijds 7 uur tee
kenen per week); ondanks het verloren gaan van veel tijd met totaal
cmnoodig de historie van enkele vakken tot aan de grijze oudheid
toe op te diepen een zee van gelegenheid over om desgewenscht
te studeeren en het in de les behandelde na te werken.
Intusschen is dit circa 20 jaar geleden en het is dus niet uitgesloten,
dat alles thans totaal anders geworden is. Red.
55