en niet eene taak, die hem voor drie of vier jaren wordt op gedragen De voortdurende wisseling van docenten kan niet anders dan een zeer slechten invloed op het onderwijs hebben Waarom een mil. wetenschap in dezen anders beoordeeld moet worden dan elke andere wetenschap is der commissie niet dui delijk. Aan de Militaire Hoogeschool zal het gevaar, dat een docent op lateren leeftijd zijn werk minder goed zal doen, niet zoo groot zijn als bij het burgeronderwijszulk een officier-leeraar kan immers altijd in een andere betrekking worden geplaatst en kan bovendien op ongeveer 55-jarigen leeftijd worden gepension- neerd. Voorts meent de commissie dat Voor den militairen docent zeer wel de gelegenheid bestaat in contact met het leger te blijven. Zij zou het zeer goed mogelijk achten, dat een militair docent b. v. eens een jaar naar den troep gaat of dat een officier-leer aar, behoorende tot het leger in Ned.-Indië gedurende een jaar in Indië vertoeft om met de toestanden aldaar op de hoogte te blijven. Het gevaar, dat een docent uit de praktijk geraakt, is boven dien niet grooter dan bij andere inrichtingen, waar een vakop leiding plaats heeft. De commissie heeft overwogen of het uit een oogpunt van traditie niet beter ware, den naam Koninklijke Militaire Acade mie te behouden. Zij is echter tot de conclusie gekomen, dat, waar zij zich een onderwijs-inricnting denkt, die in organisatie en in wezen niets met de tegenwoordige Academie gemeen heeft, het ongewenscht is, den ouden naam te behouden. De naam Militaire Hoogeschool drukt den aard van de on- derwijs-inrichting volkomen duidelijk uit. De naam is trouwens niet uit de commissie voortgekomen. Ook in het Rapport van de Staatscommissie tot Reorganisatie van het Mil. Onderwijs wordt vooropgesteld, dat het onderwijs aan de K. M. A tot het Hooger Onderwijs behoort. Meermalen is in de Pers en in brochures op een Mil. Hoogeschool aangedrongen of werd ook van buiten het leger geadviseerd, de officiers-opleiding naar één of meer der Universiteiten over brengen. Dit laatste acht de commissie ongewenscht. Het militaire onderwijs is gericht op de opleiding tot een bepaald beroep, terwijl aan de Universiteit de beoefening der wetenschappen vooropstaat. Voorts heeft de commissie zich afgevraagd, of het wel moge lijk zou zijn, de verschillende docentenplaatsen door geschikte personen te bezetten. Zij meent, dat men hier voor dezelfde moeilijkheden staat, die zich voordeden bij de reoganisatie van de Polytechnische School, Wij zouden het laten vervallen van den naani z e e r betreuren. Red. èt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 57