van de Hoogere Landbouwschool en van de Veeartsenijschool,
tot Hoogescholen. Die inrichtingen hebben ook voor het grootste
deel hunne docenten getrokken uit de leeraren der bestaande
inrichtingen en het is algemeen bekend, welk een hooge vlucht
het onderwijs daar heeft genomen. De commissie stelt zich dan
ook voor dat de docenten aan de K. M. A. eveneens in staat
zullen zijn door studie en toewijding de Mil. Hoogeschool te
maken tot het wetenschappelijke milieu op militair gebied.
Ook is de commissie van meening, dat de naam cadet
vervangen1) moet worden door dien van „studentdie volkomen
juist de positie van den leerling weergeeft. Voor dezen naam
is te meer reden, omdat de Mil. Hoogeschool gelijktijdig tot
beroepsofficier opleidt
a. Verlofsofficieren en verlofsonderofficieren, b. hen, die als
aspirant-beroepsofficier één der scholen voor verlofsofficieren
afliepen en c. onderofficieren uit den troep.
Den militairen studenten geve men een rang, gelijk aan dien
van vaandrig, aan studenten van het derde jaar der tactisch-techn.
studierichting (zie hieronder) dien van tweede-luitenant. Verlofs
officieren, die nog niet een vast te stellen aantal jaren den
officiersrang hebben bekleed, stelle men bij aanneming tot mil.
student tot vaandrig terug.
De commissie vindt het overigens geen bezwaar, dat studenten,
gelijkgesteld met den rang van vaandrig, gezamenlijk met luite
nants de opleiding volgen. Het bezwaar, dat de a.s. beroepsofficier
eerst twee jaar na het verlaten der school voor verlofsofficieren
luitenant wordt, terwijl de verlofsofficier reeds na enkele maan
den als zoodanig wordt benoemd, is der commissie niet ontgaan.
Hiervoor een oplossing te geven ligt evenwel niet op haren weg.
De commissie acht het niet noodzakelijk, dat aan de studenten
het volle tractement van hun ranggenooten in het leger wordt
toegekend. Zij acht een studietoelage van ten hoogste f 1600.—
voldoende.
De commissie stelt zich voor, dat de Mil. Hoogeschool zal
worden bestuurd als een andere Hoogeschooleen der Curatoren
zou ambtshalve korpscommandant over de militaire docenten en
over het overige mil. personeel kunnen zijn.
Een der officieren-leeraar zou de commandant moeten zijn van
het korps militaire studenten.
De commissie stelt zich voor, dat drie studierichtingen kunnen
worden gevolgd, n.l.:
a. een tactische studierichting van 2 jaren voor Inf., Cav. en Art.
b. een tactisch-techn. studierichting van 3 jaren voor Inf.,
Cav., Art. en Genie.
c. een studierichting van 2 jaren voor Mil. Adm.
De commissie acht deze eerste twee studierichtingen noodig,
omdat in den laatsten oorlog is gebleken, dat aan de officieren
van de verschillende Wapens zulke uiteenloopende eischen worden
gesteld, dat ieder officier daaraan niet kan voldoen.
58