de verdeeling van de te doceeren vakken over de wekelijksche
lesuren. Aan de Mil. Hoogeschool moet het studieplan door de
docenten worden opgemaakt en door het college van curatoren
worden goedgekeurd. De commissie wijst er daarom uitdrukkelijk
op, dat zij slechts een voorbeeld geeft, hetgeen noodig is om te
komen tot eene berekening van het benoodigde aantal leerkrach
ten en daardoor tot eene kostenberekening.
Hierbij moet de commissie opmerken, dat, hoezeer zij deze
ook wenschelijk acht, zij geen reorganisafie van de opleiding voor
de Genie in haar plan heeft opgenomen, omdat zij overtuigd is,
dat een goede opleiding eerst mogelijk is, als dit Wapen zelf
geheel gereorganiseerd zal zijn. De commissie meent, dat het
doen van voorstellen daaromtrent buiten haar taak ligt.
Alleen stelt de commissie zich voor, dat ook voor de aspirant
beroepsofficieren voor de Genie de wetensch. opleiding eerst zou
moeten beginnen, als de school van verlofsofficieren is door-
loopen.
Het studieprogramma voor de Genie zal, als ongeveer dezelfde
wetensch. opleiding wordt gegeven als thans, zeer overladen
worden. Hieraan is echter tegemoet te komen, door aan den
opleidingstijd een studiejaar of een gedeelte daarvan toe te voegen.
De commissie heeft, teneinde te komen tot een juist oordeel
over het aantal benoodigde docenten een lesrooster ontworpen,
berekend op een aantal studenten, dat in de toekomst voor de
verschillinde Wapens kan worden verwacht. Zij heeft daarbij
colleges voor meer dan 30 studenten zoo veel mogelijk vermeden.
Slechts in een enkele combinatie wordt dit aantal overtroffen.
De lessen moeten in het algemeen in de ochtenduren vallen,
terwijl in de middaguren zooveel mogelijk de pr ktijkvakken
moeten worden gegeven en gelegenheid moet bestaan voor het
werken in teekenzalen en laboratoria, voor praktisch landmeten
enz. onder toezicht van de betrokken docenten. De commissie
is gekomen tot een aantal docenten als in bijlage II is aange
geven. Voor de militaire vakken is er rekening mee gehouden,
dat de studenten, bestemd voor het leger in Ned.-lndië, de
lessen volden van officieren-leeraar van dat leger.
Verder is nagegaan het aantal assistenten, dat voor sommige
vakken noodig is, zooals voor tactische oefeningen, beschrijvende
meetkunde (teekenzaal), bouwkunde, waterbouwkunde, verster
kingskunst (teekenzaal), gymnastiek en schermen enz. De commissie
stelt zich deze assistenten voor als te zijn officieren van het
garnizoen of van het leger in Ned.-lndië met verlof, die tegen
het genot van eene toelage op bepaalde uren hunne diensten
bewijzen.
Voor schermen en gymnastiek zou een vaste leerkracht kunnen
worden genomen, die met behulp van drie assistenten gedurende
zes uren de lessen geeft.
niet overgenomen.
Red.
61