Dit is echter niet juist, integendeel heeft zooals o. a. ook de Instructs n sur la liaison pour les troupes de toutes armes" uit gave 1920 in punt 74 aangeeft de ervaring aangetoond, dat het optisch seinen, uitgevoerd doorgeoefend personeel, een snelle en een zeer goede verbinding geeft, bij het defensief, zoowel als bij het offensief. De optische seindienst neemt dan ook nog altijd een belang rijke plaats in onder de middelen tot het overbrengen van berich ten Wij zullen nu nagaan in hoeverre verwacht kan worden, dat deze dienst bij ons aan het gestelde doel zal beantwoorden. Hoewel de eischen voor het seinen volgens ons Reglement op den Optischen seindienst (R. O. S.) voor het personeel van alle Wapens gelijk zijn, en ook de uitrusting van de seinploegen bij de verschillende Wapens precies overeenstemmen, wordt volgens 18 en 19 R. O. S. veel meer (oefenings) materiëel verstrekt aan de Genietroepen, dan aan eenig ander korps het korps Genietroe pen ontvangt n.l. materiëel voor 48 seinploegen en ieder Inf. Baton het benoodigde voor slechts 6 seinploegen 2). De Genie soldaat krijgt meer materiëel, dus meer gelegenheid om zich te oefenen dan de Infanterist, hoewel de eischen 15 R. O. S.) voor alle wapens gelijk zijn. Waarom deze onbillijke verdeeling van het (oefenings) materiëel Al te dikwijls roepen Inf. offn. bij manoeuvres de hulp in van de Genie, als er geseind moet worden omdat de Genie beter De optische berichlwisseling behoort naarmate van het doel, dat er mede bereikt wil worden n. o. m., te worden onderscheiden in berich- tenwisseling ten behoeve van: a. korte afstanden, fa. groote afstanden. ad a. BEDIENING DOOR EIGEN TROEP (Inf., Art., Cav., Genie), korte berichten, grootendeels zoo niet geheel, met afgesproken teekens. De berichten zullen wel altijd hetzelfde zijn, bv. zend versterking; ik ga voorwaarts, e. d. ad fa. BEDIENING DOOR TELEGRAAFTROEPEN, duidelijke en dikwijls langere berichten. Dit onderscheid wordt in het R. O. S. niet gemaakt, met gevolg, dat de geoefendheid in den seindienst te wenschen overlaat. Het sei nen op grootere afstanden (3 K. M.) moet geheel anders plaats hebben dan op kleine afstanden (500 M. als maximum). Red. 2). In het R. O. S. staat, dat gerekend wordt op 8 seinploegen (1 cdt. en 2 man) per Baton, benevens 100% reserve, wat niet overdreven geacht mag worden; 1 ploeg en 1 reserve per cie is beslist te weinig, als men wil vasthouden aan de taak in het R. O. S. omschreven. Red. 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 15