Was het wonder, dat de samenleving als geheel weinig gevoelde voor, niet leefde mèt en geen kracht trok uit deze beweging, alhoewel ze een op zichzelf zuiver standpunt innam en al zeer spoedig op de letterkunde haar krachtig stempel drukte Door de buitensporigheden afgeschrikt, bleven zij, die niet voor fijn proevers door wilden gaan, ook onbekend met het werkelijk mooie en goede. Er was een kloof gekomen, die eerst jaren later, bij een jonger geslacht, langzamerhand overbrugd zou worden. Nog op dezen dag is het het tegendeel van zeldzaam, te hooren, dat „die oudere dichters" wel aardig waren om te lezen, maar dat er eigenlijk geen nieuweren de moeite waard te achten zijn. Dat goedwilligen heel spoedig tot een beter inzicht te brengen zijn, door enkele proeven van het werk onzer he- dendaagsche dichters, is aannemelijk. Maar de arbeiders zijn weinige. Doch dat er eveneens velen zijn, niet bij machte om al hun grieven tegen de geestelijke beeldenstormers te vergeten, is evenmin onbegrijpelijk, voor wie de felheid van woorden kent, waarmede de oude opvattingen uit elkander geslagen werden. Een, bijkomstig gebleven, omstandigheid, in ons lieve landje niet zonder gewicht, was deze, dat de jongeren zich niet altijd tot het terrein der letteren beperkten, maar ook op politiek gebied afwijkende, ja vervreemdende, meeningen verkondigden. Bekend zijn bv. de „Grassprietjes", welke Frederik van Eeden onder den schuilnaam Cornelis Paradijs in het licht gaf en waar van er een begon met het hekelende Waak op, mijn ziel, en wees verblijd, Omdat gij Nederlander zijt. Dat de schrijver zelf jaren later die Nederlanders gelukkig zou prijzen om hun menschelijke en redelijke houding tijdens een wereldoorlog, kon ook hij toen niet vermoeden. Maar tijd slijt. Zonder de hoofdbeginselen der zg. tachtigers te verloochenen, hebben zoowel de meesten hunner, als hun op volgers, begrepen, dat het wezen der poëzie niet zonder nauwe aanraking met het leven zelf bestaan kan. Dat niet alleen hun invloed op de massa teloor was gegaan en teloor zou blijven zoo zij geen beteren weg vonden, doch ook, dat de volgens hen misschien domme, maar dan toch sterk levende massale kr cht van het volk hen voorbijging. Waarbij zij konden toezien en staan bleven als de magere koeien uit Pharao's droom zonder gelegenheid om ook maar een deel te krijgen van den overvloed van ideeën en idealen, dien, juist in die jaren, het menschdom ontving. Heeft te anderer zijde het Nederlandsche volk de scheiding van zijn dichterschaar niet al te ernstig opgenomen, heeft het lang nog geteerd op de erfenis der verguisde ouderen om dan geleidelijk een zekere vergoeding te vinden in meer materiëele 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 27