Het woord van den dichter moge ons te hulp komen! leder
zoeke het lied, dat hem het meest bekoort, dat het sterkst tot
hem spreekt, dat hij liet beste begrijpt.
De voor dit stuk gekozen versregels kunnen hoogstens een
indruk gevenslechts zeer enkelen der velen, wier naam als
dichter waarde heeft, werden genoemd.
Persoonlijke sympathie van schrijver dezes kan daarop inge
werkt hebben. Wellicht zal er onder ongenoemd werk veel zijn
waarvan meer bekoring voor anderen uitgaat.
De bedoeling is echter alleen er op te wijzen hoe onuitputtelijk
rijk ons volk, onze stam, in dit opzicht thans weer en nog is,
opdat er naar gestreefd worde dien rijkdom te kennen.
Dan zal er weer wisselwerking komen. Dan zullen ook de
oudere Nederlandsche dichters, ook onze klassieken, meer gele
zen en gewaardeerd worden. Dan zal van een welbewust
Nederlandsch, zoo ge wilt Groot-Nederlandsch, leven op nog
meerdere wijzen dan nu reeds, naar buiten blijken. Dan zal de
onderlinge band versterkt, de willigheid tot dienen
van de zaak van het gemeene best vergroot worden.
Voor officieren van het Ntderlandsche gezag, waar ergens ter
wereld dienende, zeker geen onwelkome gedachte.
Dat dan ook van hen in die richting iets uitga, dat zij, waar
nog noodig, met zich zeiven beginnen, is in elk opzicht mede hun
eigen belang.
13e uren, die ge met goede gedichten doorbrengt, zult ge niet
betreuren. Zeker niet, wanneer ge op een eenzamen post zit en
geheel, of nagenoeg geheel, van omgang verstoken zijt. En even
zeker niet, wanneer ge ergens anders zijt.
De kennismaking met schrijvers is bovendien een zeer een
voudige.
Gedwongenheid of overmatig vertoon valt bij de voorstelling
niet te duchten.
Dat er overigens een innige band kan bestaan tusschen deze
mannen en vrouwen van vree en de mannen van oorlog, bewij
zen wel de hieronder volgende laatste regels van „De Balkan-
strijd" door Th. van Ameide; met wien men het volstrekt niet
in alle opzichten eens behoeft te wezen om zijn gedachte te
kunnen waardeeren:
Zoo ooit Uw vale morgenrood
Eens lichtte aan 't grauwe zwerk, o vredestichter,
Dan, met den laatsten strijder, ging de laatste dichter
Vereend als broeder in den dood!
C. M. B. DIXON.
32