lijke verantwoordelijkheid en adm. omvang, zouden moeten worden bekleed door resp. een majoor en kapitein Om d in ook de opklimming der te dragen veran woordelijk heid parallel te kunnen doen gaan met de opklimming in rang, moet het percentage hoofdofficieren, kapiteins en luitenants aanmerkelijk gewijzigd worden. (4). In vergelijking met den toestand van een tiental jaren terug, is de verantwoordelijkheid op minstens het dubbele te stellen, en kan die verdubbeling in hoofdzaak worden toegeschreven aan de groote vermeerdering der werkzaamheden en de daarmee samengaande betalingen. Vermoedelijk met de gedachte: „Een officier der Adm. is in staat om bij zijne vroegere gewone werkzaamheden nog wel het werk van een drietal anderen te verrichten en ook om de daar mede gepaard gaande vermeerdering van verantwoordelijkheid te dragen," is men er zonder schromen toe overgegaan, om zonder i). Is bij de Wapens tot zekere hoogte de formatie op een re delijken grondslag geschoeid, nl. afhankelijk van het aan tal eenheden (een cie vordert een kapitein, een Baton een Hoofdofficier enz.) bij de Dienstvakken en goeddeels ook bij de Genie, ontbreekt die natuurlijke grondslag en is de formatie een zuiver kunstmatig, vaak vrij willekeu rig gedoe, waarbij het, wat de promotie betreft door den geringen omvang dier formaties, het sterk schom melen van het verloop en de vaak groote verschil len in aantal der jaarlijksche aanvulling—hollen of stil staan is. Dat de billijkheid hierbij absoluut in het gedrang komt behoeft geen betoog—men zie de brochure onder II ad B (3) a, b en c. Als regel is er geen doorslaande reden, waarom bij de dienstvakken een bepaalde functionaris een bepaalden rang zoude behoeven te bezitten. Of nu een O. I., een G. E. A. Genieoff. of Off. van Gez. dan wel een Gew. Int. kapitein, majoor of overste is, doet o.i. al heel weinig ter zake. Daarom zouden wij er sterk voor zijn om te bepalen, dat de officieren van al die dienstvakken den zelfden rang zullen hebben als hun tijdgenooten van het Wapen met de meeste stabiliteit, d. i. het grootste, n. 1. de Inf. Ook voor Art, en Cav. ware deze nivelleering zooveel mogelijk door te voeren, echter m. d. v., dat daarbij steeds gezorgd worde, dat de aangewezen comdt. voor de tac tische eenheden steeds in de sterkte (present en absent) aanwezig is. Dus dat b. v. bij de Cav. steeds minstens 6 ritmeesters in de sterkte zullen loopen. Red. 35

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 35