7. ORGAAN N.I.O: V. AUG. Vooreerst wordt vermeld het aftreden van den lieer F. Kroon als redac teur en zijne vervanging door den kapitein W. P. Marinissen. De heer Bannink heeft het over oefeningen op de kaart en Krijgsge schiedenis. Bedoelde oefeningen worden door S. terecht „onmisbaar" geacht. Gezegd wordt, dat men op het gebied van kaartoefeningen op Java wel eens te veel van het goede te genieten krijgt, waarmede volko men wordt ingestemdbij de kort geleden gewijzigde A. O. tz. had men o. i. daar wel rekening mede mogen houden. Wederom accoord gaan we, waar S. zegt: „Kaartoefeningen ter beoordeeling van de geschiktheid voor eenen hoo- geren rang mocht ik herhaaldelijk bijwonen eene dusdanige oefening als zuiver inspectie-object, waarbij een ieder het heeft over het „slappe koord", is eene miskenning van haren instructieven aard en als regel schadelijk voor de krijgstucht.'' en verder: „Het leiden van een krijgsspeloefening vereischt eenige flair.'' Niet alleen eenige flair, maar grondige kennis en boven dien „gave." 't Is „een les in tactiek," zooals een vroeger Chef van ons meermalen betoogde. En nu is 't slechts weinigen gegeven om daarin les te geven, daarom is het o. i. niet goed, dat men van den gemiddelden Hoofdofficier eischt (zegt te eischen, want er wordt veelal niet aan voldaan), dat hij tactische oefeningen kan leiden, tenzij men daaronder verstaat wat men niet doet een oefening op de kaart leiden, geheel zooals men dezelfde oefening in het terrein zou leiden, dus instede van het terreinde kaart, instede van de troepen blokjes, als oefening dezelfde, die men ook met zijn Bataljon enz. in het terrein zou houden. Maar geen landende B. V. Divisies, optredende gemengde eenheden, zooals Brigades, behandelen, geen beschouwingen over het optreden van zusterwapens, want als regel is de leider tz. niet voldoende op de hoogte om daaromtrent als „leeraar" op te treden. Dat kunnen slechts enkelen, die daar voor de gave hebben (kennis alleen is geenszins voldoende). Deze enkelen zou men speciaal voor het doel moeten benuttenvoor elk groot garnizoen ware er één aan te wijzen, die van tijd tot tijd ook de kleinere garnizoenen zou kunnen bezoeken. S. knoopt aan de tactische oefeningen op de kaart een korte beschouwing omtrent D. O. Afrika en den aanvoerder in den waren zin des woords, VON Lü.TTOW VORBECK vast en zegt, naar aanleiding van de vele moeilijk heden, die zich in de practijk voordoen „Daarom mag aan het mechanische oorlogvoeren slechts de waarde worden toegekend van aanvullend onderwijs en behoort het terrein ons onvolprezen Indische terrein de voornaamste leermeester te zijn. Het oefenen op de kaart maskeert te veel de fouten, die in de werkelijkheid onvermijdelijk zijn en waarmêe men toch rekening dient te houden." 48

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 48