Aangeteekend werd nog, dat de bewoordingen in art. 6 de
.meening doen postvatten, dat, ingeval bedoelde meerdere of na
mens dezen een tot straffen bevoegde meerdere het onderzoek
houdt, met eene mondelinge behandeling kan worden volstaan,
en dit zou volgens den steller van deze aanteekening bezwaar
•opleveren, indien klager de beslissing van den krijgsraad in
roept, daar dit college dan geen gegevens bezit, om voor de
•behandeling ter terechtzitting eenig inzicht in de zaak te krijgen.
Daarom werd voorgesteld deze moeilijkheid te ondervangen,
waartoe de oplossing in tweeërlei richting zou kunnen worden
:gevonden, n. 1.
a. door te bepalen, dat de meerdere van den strafoplegger
het onderzoek op schrift stelt of doet stellen;
b. door herstelling van de commissie bedoeld bij art. 4 der oude
regeling.
Erkend wordt, dat de werkzaamheden van den krijgsraad door
reclamezaken zijn vermeerderd, doch art. 10 schrijft uitdrukkelijk
voor, dat de krijgsraad het geheele onderzoek weder houdt en
dan schriftelijk (3).
Opgemerkt moge nog worden, dat, bijaldien de ondervraging
plaats heeft door een tot straffen bevoegden meerdere, deze
wel als regel zijn bevinding op schrift zal stellen, om den
meerdere, die in het beklag heeft te beslissen in staat te stellen,
met volledige kennis van zaken die beslissing te nemen. Het
bezwaar hierboven genoemd zou dus uitsluitend gelden, ingeval
de bij art. 1 genoemde meerdere zelf den klager heeft onder
vraagd.
ad. art. 8. Vermeend werd, dat het bepaalde in (3) lastig zou
zijn uit te voeren; op welke wijze zoo werd gevraagd - moet
bijvoorbeeld een ondergane straf van politiekamer, waarbij de
man geen geldelijk nadeel heeft geleden, worden vergoed. De
strafoplegger zal bovendien weinig geneigd zijn om hiermede
royaal te zijn, meende men.
Het voorschrift zegt, dat het ten onrechte geleden nadeel
zooveel mogelijk wordt hersteld. Dit is nog iets anders dan
„vergoeden", welk woord door den vrager werd gebezigd. Van
het toekennen van eene vergoeding ter zake van opgelegde dis
ciplinaire straffen, welke bij reclame worden vernietigd (gewijzigd)
kan nimmer sprake zijn. Er moet hier dus gedacht worden aan
het herstel van mogelijke gevolgen, welke de opgelegde straf
heeft gehad en waardoor de gestrafte nadeel heeft geleden.
Verduidelijking van (2) werd noodzakélijk geacht, daar de
practijk geleerd heeft, dat verzwaring eener opgelegde straf noodig
kan zijn, vooral, waar Mr. P. A. F. Blom in het 1. M. T. heeft aange
geven, dat in de toekomst het opleggen van een straf ter zake van
'verregaande oneerbiedigheid uitgesloten is.
Het beginsel is echter steeds gehuldigd, dat reclames over
19