opgelegde straffen in geen geval er toe kunnen leiden, dat de oorspronkelijke straf, waarover de reclame is ingebracht, wordt verzwaard (zie derde druk Barré, le deel, blz. 328, 4), zoodat verduidelijking van artikel 8 niet noodig is. ad. art. 9. Ook in dit art. bleken de meeningen over de uitdrukking „commandeerende officier" verdeeld. Hieronder moet worden verstaan de Korps- of det. comdt, die echter de zaak voor brengt bij den PI. (mil. comdt) ter doorzending aan den Auditeur-mil. Bij een binnenkort verschijnende A. O. is dit bekend gemaakt middels een bij het art. te plaatsen noot van het D. v. O. De opmerking werd gemaakt, dat niet is voorgeschreven, wat de commandeerende officier verder moet doen dan aanteekening houden art 9 (3) De toelichting van de bijzondere commissie op art. 9 (blz 28 „R. v. B.") vermeldt, dat het met het oog op de ontvankelijk heid van het beroep op een rechter, noodig is voorgekomen in het derde lid vast te stellen het tijdstip van aanvang van den in lid 1 vermelden termijn, alsmede dat van het te kennen geven, dat de krijgsraad in de zaak eene beslissing zal geven. Het geven van voorschriften, wat verder moet worden gedaan dan aantee kening houden, is dus niet noodig. Het voorstel werd gedaan, om te bepalen, dat de voorzitter van de i krijgsraad hooger in rang moet zijn dan de in art. 1 genoemde meerdere, óf, dat het beklag rechtstreeks moet worden voorgebracht bij het H. M. G. De krijgsraad n. 1. voorgezeten door een Hoofdofficier lager in rang dan de in art. 1 bevoegde meerdere, zou reeds bij eene gedeeltelijke ongegrond bevinden der reclame een oordeel uitspreken over eene beslissing van een die hooger in rang staat als die voorzitter, hetgeen in strijd werd geacht met de krijgstucht. Dit voorstel vond echter geen steun. De toelichting op art. 10 van de bijzondere commissie (zie „R. v. B." blz. 29 en 30) vermeldt, dat voor de wijziging van „het Gerechtshof" in „den krijgsraad" wordt verwezen naar de algemeene beschouwingen, die aangeven (blz. 15): „Met het oog op de veelal groote afstanden in den Ind. „archipel verdient zulks (n. 1. de beslissing van het H. M. G. in „eerste en hoogste instantie) geen navolging, doch worde op „meer dan een plaats een rechter aangewezen, die de zaak heeft „te onderzoeken en te beslissen. Dit zal moeten zijn de krijgs daad, wiens beslissing onderworpen zij aan de goedkeuring van „het H. M. G. De tegenwoordige gang van zaken wordt feitelijk „hiermede bestendigd. Bij het voorstellen van de nieuwe regeling „rijst evenwel het bezwaar, dat zij voor ééne instantie, twee in ,,de plaats stelt. Met het oog op de samenstelling van den „krijgsraad in N.-l. is het echter niet mogelijk deze rechtbanken „rechters te maken in hoogste instantie." 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 20