•strafreden, zoodat deze komt te luiden: „hoogst ongepast gedrag tegen de hoogste civiele autoriteiten ter plaatse, welk optreden betuigt van een abnormalen toestand ten gevolge van drankge bruik," met wijziging der straf, zoodat deze zal bestaan uit 8 dagen kamerarrest en met last hiervan in het strafhoek melding te maken O. dat de krijgsraad in deze naar behooren geprocedeerd doch een niet geheel juiste beslissing gegeven heeft; O., dat' de door den krijgsraad opgelegde straf den Hove juist voorkomt, doch de strafreden eenige wijziging behoeft, terwijl volgens artikel 9 Staatsblad 1919 no. II een beklag niet gedeel telijk gegrond, maar wel gedeeltelijk ongegrond kan worden bevonden O., dat het Hof termen aanwezig acht om de den klager op gelegde straf van 8 dagen kamerarrest als reeds geheel onder gaan te beschouwen; Gelet op St.blad 1919 nos. 11 en 174; Beschikkende Verklaart het beklag van den klager (naam, M.) voornoemd gedeeltelijk ongegrond; Wijzigt de strafreden, zoodat deze komt te luiden: „hoogst ongepast gedrag jegens een civiele autoriteit;" Keurt overigensgoed 's krijgsraads beslissing met bepaling, dat de straf wordt beschouwd als reeds geheel te zijn ondergaan. Aldus beschikt op heden, Vrijdag 22 Juli 1921 door ons M.r. J. Th. Stok, vice-president, R. B. M. de Wijs, H. C. Kerkkamp ■en J. de Gelder, gepensionneerde Lt. Kolonels der Inf., en Mr. M. M. Taytelbaum, leden van gemeld Hof. In kennisse van mij(Handteekeningen). De Griffier (Handteek,) Ter toelichting van bovenstaande beschikking moge nog dienen, dat de Krijgsraad ter zake op 11 en 27 Juni te voren te Welte vreden had vergaderd, mij voor de eerste vergadering had op geroepen en o. a. op de volgende overwegingen zijn beschikking had genomen: dat strafoplegger klager gestraft heeft, omdat deze onhebbelijk was geweest tegen den Ass. Res. en den Resident, van oordeel is, dat dit vergrijp niet onder het bereik van het R. K. valt en daarom in de strafreden vermeld heeft, dat de discipline er on der geleden had, dat uit klagers erkentenissen en de verkla ringen van getuigen bewezen is, dat klager dien Zondagmorgen, zoo al niet0 dronken, dan toch abnormaal was tengevolge van drankgebruik en een nacht doorfuiven dat de krijgsraad, rekening houdende met beklaagdes toestand, bet hem niet wil aanrekenen, dat hij den A. R. om politiehulp 37

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 37