63
te komen. N.o.m. zal de uitwerking van de art. van een
moge lij ken tegenstander nog wel medevallen.
„Onze lichte mitrailleurs" opent geen nieuwe gezichtspunten; Kapt. Alting
v. Geusau bespreekt het Fr. schietvoorschrift der int. '20. Het blijkt, dat
het zwaartepunt op de opleiding van de groep is gelegd: als algemeen
Grondbeginsel is aangenomen, dat iedereen volmaakt op de hoogte moet
zijn van het hem toebedeelde wapen en zoovee! geoefend moet zijn met de
andere int. wapenen, dat hij zoonoodig bij de behandeling daarvan helpend
kan optreden. Hoe beter de man is opgeleid tot juistheidschutter, des
te grooter is zijn waa.de als strijder. Een groote vuursnelheid wordt
verkregen door het gebruik van automatische vuurwapens.
Omtrent de lichte mitr. wordt gezegd, dat de normale vuurwijze beslaat
in het geven van vuurstooten van 7 a 8 schoten. Aan het „margaschieten
wordt groote waarde gehecht; de oefeningen daarin moeten zeer veelvuldig
plaats "hebben. Nut ige wenken worden gegeven hoe met zenuwachtige
menschen moet worden omgesprongen.
Mil. Spectator. No. 6. Uit „Verklaring van de beginselen en de
toepassingen van de plaatsbepaling door middel van het geluidzij
aangehaald, dat op het W. front de plaatsbepaling van battn tot op 20 M.
nauwkeurig is geschied. Volgens Schr. zijn de toestellen nog niet zooda
nig ingericht, dat zij vólkernen geschikt zijn voor het gebruik in den be-
wegings oorlog, terwijl het installeeren betrekkelijk veel tijd kost.
„Het gevecht der cav." geeft een juist begrip van hetgeen van dit wapen
in'de toekomst mag worden verwacht.
Het art. „Wat men bij ons vergeet" wordt ter lezing aanbevolen aan
allen wier hart nog steeds aan het leger hangt en die nog altijd gelooven
in de waarde van hetgeen het Volksraadlid Kiès meende te moeten aan
geven met „militaire geur." „De revues, parades, défilés toonen aan den
soldaat door de ontplooiing der stoffelijke krachten, dedaadwerkelijke
kracht van het leger. De imposante machtsvertooningen geven hem ver
trouwen in de kracht van het geheel, waarvan hij een deel vormt. Hij
redeneert niet over gesloten of verspreide orde, hij ziet een machtig, ordelijk
geheel, op een enkel bevel zich vormend en bewegend en put er de over
tuiging uit van de kracht des legers." Dezelfde gedachte bezielt niet alleen
den soldaat bij het zien van een dergelijk schouwspel, maar ook den
belasting betalenden burger. Het niet houden van parades of wapen
schouwingen tijdens den oorlog was n.o.m. een groote fout. Parades en
wapenschouwingen hebben zeer groote waarde, maar dan moet het schouwspel
ook imposant zijn, anders doet men wijs ze niet te houden.
„De mil. uniformen, het machtsvertoon moeten middel zijn in vredestijd,
geen doel, maar bij ons wordt dit over het hoofd gezien."
„Het leger moet vertrouwen inboezemen aan het volk en zijn trots op
wekken. en daarom moet het de tradities hoog houden van een kranig
uiterlijk en van een volmaakte orde, die de uiterlijke kenteekenen vormen
van zijn waarde en zijn discipline." In onzen z. g. democratischen
tijd 'heeft men vele tradities over boord geworpen,
zonder te overwegen welke ideëele waarde aan deze
waren verbonden; 'men heeft het kind met het badwater weggegooid.
„Het beginsel van samenhang, de eenheid van den troep is van het
grootste belang", doch wat moet van dit beginsel terecht komen, vragen
wij ons af, als men t. a. v. de off. opleiding reeds alle factoren in het leven
wil gaan roepen waardoor de samenhang onder hen langzaam en zeker zal
verdwijnen. (Zie de voorstellen van de comm. van leeraren aan de K. M. A.).
H.
14. OVERZICHT VAN EEN1GE BUITENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Revue. Mil. Générale April geeft een vervolg van„L'évolution
des doctrines et règlements etc." Volgens Schr. heeft de oorlog aangetoond,