De aanvallen doen ophouden, als hun nuttig rendement niet meer
gelijkwaardig is met de verliezen niet in de diepte, maar „in de
breedte" werken de duur der tusschenpoozen zoo gering mogelijk
maken, dat zijn de voornaamste beginselen van Foch's tactiek
gedurende dezen slag. Hoe meer het moreel en het materiëel-
superioteitsgevoel der Duitschers zakt, des te meer zorgt Foch
dit gevoel in zijn legers te verhoogen, des te meer hij zijn
slagfront „uitdeint."
De geheele slag verloopt volgens een zeer nauwkeurig, geheel
vooraf beraamd plan, Foch weet precies waarheen
h ij w i 1.
En dit mist men in Ludendorffsche-strategiehet zeer
duidelijke en zeer nauwkeurige „programma."
Het offensief van 21 Maart bedoelde een strategisch object te
bereiken „scheiding der Fr. en Eng. legers."
Maar bij de andere offensieven krijgt men onwillekeurig den
indruk alsof L. zich afvraagt „wat zullen we nu gaan doen
Doch bij Foch is het vóór en boven alles: het welberaam
de plan; bij Foch ontwikkelt de slag zich zuiver rytfi
rn i s c h.
Na het eerste deel van het programma (de communicatielijnen),
het tweede de concentrische marsch op Mézières, het drievoudig
offensief van het centrum en de beide vleugels.
Op de uitvoering van het derde deel (offensief in Lotharingen)
hebben de Duitschers niet gewacht
Tenslotte zij hier ook gewezen op het feit, dat L. een nationaal
leger aanvoerde, Foch daarentegen een bondgenootschappelijk,
waarin hij, bij zijn optreden vóór alles „l'unité de commandement"
diende in en dóór te voeren.
„Maisc'était une intelligence, une pensée francaise qui
dirigeaient, animaient ce vaste ensemble, qui, avec une maitrisê
infaillible, le guidaient vers la victoire la plus grande de tous les
temps
M. H. DU CROO.
3. TEGENSTRIJDIGHEDEN.
Sinds geruimen tijd komt het in officierskringen veel voor, dat
naast de eigenlijke betrekking van den officier, nog andere
betrekkingen worden waargenomen.
Zonder op het ontstaan en vooral het voortbestaan van dezen
toestand thans verder in te gaan, wordt toch de aandacht geves
tigd op de algemeene order 1894 nr. 10, waarbij o. a. aan officieren
werd verboden bij hunne betrekking het beroep van landmeter
uit te oefenen of opmetingen en waterpassingen voor particulie
ren te verrichten en op de algemeene order 1904 nr. 47, waarbij
verschillende verbodsbepalingen werden uitgegeven voor landsdie-
27 X