De overgang van de afd. bestaande uit 10 voertuigen en 125
paarden begon om 9% uur v. en was om 1% n., gedurende welken
tijd steeds doorgewerkt werd, afgeloopen.
Het opladen van, aan het landhoofd telkens gereedstaande,
paarden en voertuigen vorderde slechts 2 a 3 minuten, voor een
overvaart heen en terug van het vlot waren telkens 7 a 8 minuten
noodig de afstand tusschen de landhoofden bedroeg 45 M.
Aan de overzijde gekomen werden de paarden dadelijk opge
tuigd en aangespannen en de voertuigen naar boven getrokken.
Slechts éénmaal kwam het voor, dat het eene voertuig niet weg
was, toen het volgende kwam. Dit was het gevolg van een gedeel
telijk wegzakken van een deel van het pad, hetgeen echter door
de Genie spoedig hersteld kon worden.
Voor eene afd. als boven aangegeven, duurde de overtocht dus
4'/2 uur. Eene afd. op oorlogssterkte omvat echter: 595 menschen,
379 Austr. en 187 Inh. paarden, 48 vuurmonden en caissons, 46
lichtere voertuigen en karren en 17 rijwielen.
Voor het overbrengen van menschen en rijwielen zijn geen af
zonderlijke overvaarten noodig; deze gaan mede met de paarden-en
de voertuigen.
Aannemende G Austr. en 8 Inh. paarden per vlot (bij de gehou
den oefening bleek het vlot in draagvermogen te verminderen) zijn
dus noodig: 63 vaarten voor Austr. paarden, 23 voor Inh. paarden,
48 voor vuurmonden en caissons, 16 voor de lichtere voertuigen.
In totaal dus: 150 vaarten.
Voor het opladen noodig: 300 a 450 min.; voor het overvaren:
1050 a 1200 min.; of in totaal 1350 a 1650 min. of 22.5 a 25.8 uur,
aannemende, dat er geen enkele stagnatie intreedt en dat het door
indeeling van meerdere ploegen geniepersoneel mogelijk is steeds
door te werken.
Men vergete echter niet, dat ongeveer de helft van den benoodig-
den tijd valt in de duisternis en dat er dan zeker niet zoo vlug
gewerkt kan worden, ook al treft men uitgebreide maatregelen voor
verlichting van paden, landhoofden en vlot. Evenzoo moet men
rekening houden met het feit, dat de voertuigen niet volledig bepakt
waren; in dit geval toch zullen ze heel wat minder gemakkelijk
behandeld kunnen worden.
Om in geval van reparaties geen al te groot oponthoud te krijgen,
zou men een tweede vlot gereed kunnen houden 1het inbrengen
en bevestigen daarvan zal echter ook eenigen tijd kosten. Bij
eventuëele berekeningen zal het dus in verband met het voorgaande
gewenscht zijn te rekenen op 30 uur.
Meer aanbeveling zou o. i. het dan verdienen dat 2de vlot in werking
te stellen, hetgeen hier niet uitgesloten was. Bovendien zou men in
oorlogstijd indien haast geboden was de paarden vermoedelijk heb
ben laten zwemmen, hetgeen een zeer belangrijke tijdsbesparing zou
opleveren. Reci_
45