benutten zouden zijn voor de dwarskoppelingen van het vlot en de aanlegplaatsen. Te 3 u. n.m. kreeg elk Inh. geniesoldaat tot taak vóór half zeven aan te brengen bij de te maken overzetplaats: 10 bamboe apoes, dan wel 3 bamboe grmbong. Te 7 u. n. m. had elk zich van zijn taak gek weten en waren aanwezig: 400 bamboe apoes en 40 bamboe gombong. 8 Geniesoldaten waren begonnen met het verbeteren van den oprit op den Westoever, terwijl de 8 Eur. geniesoldaten 2 staal draadkabels van i/2 Eng. duim over de rivier gespannen hadden, n. 1. één om daaraan de pont over te gieren, en één 100 M. benedenstrooms, laag op het water hangend, als veiligheidsmaat regel ten behoeve van ev. schipbreukelingen. Bij het spannen van de&kabels, vooral van de benedenstroomsche werd zeer veel overlast ondervonden van op den rivierbo dem liggende (onzicht bare) boomen, waar achter de kabels tel kens bleven haken. Van 7 8 u. n- m. Eten Om 8 u. n. m. werd bij het licht van 3 carbit - stormfakkels (waarvan 2 op den Westoever waar het vlot gemaakt werd en 1 op de overzijde voor de aanlegplaats aldaar) begonnen aan het ineenzetten van het vlot en het maken van de aanlegplaatsen. De fakkels hebben tot het eind toe goed gebrand. Zooals reeds vermeld was het vlot berekend op een draag vermogen van 3000 K. G. en bestond uit 5 drijvers, ieder van 60 bamboe apoes, on derling gekoppeld door 9 stevige bamboes en aan de kopeinden bovendien door een paar staaldraadkabeltjes van '/4" om te voor komen dat tijdens het gebruik het vlot uit elkander ziu worden gerukt. Gemiddeld drijfvermogen per bamboe apoes =10 KG. 47 /OQ. 11 M

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 53