De drijvers hadden een lengte van 11, bij een dikte van 0.9 M. De buitenste drijvers lagen 6 M. uiteen (buitenwerks). Het plat form, bestaande uit aaneensluitende bamboe apoes en enkel sesakdek, rustende op de 7 middelste koppel-bamboe's had een afmeting van 6X6 M. Deconstructie moge blijken uit bijgevoegde schets. De aanlegplaatsen hadden een dekbreedte van 3, bij een lengte op den Westoever van 5 en op den O.-oever van 8 M. De steunpunten hiervan bestonden uit tweebeenige schragen, met 27a a 3 M. tusschenruimte. De scharen en de liggers op den O. oever waren gemaakt van pinangstammen, die ter plaatse konden worden gekapt. De liggers lagen 0.30 M. h. o. h. waarop aaneenslui tende bamboe apoes en enkel sesak dek. Hiervan moesten in den nacht op den O.-oever nog 40 bamboe apoes worden bij gekapt. De bovenkant van dit dek lag op ongeveer 0.35 M. boven den water spiegel. De bovenkant van het onbelaste vlot lag 0.50 M. boven het water; bij volbelasting zonk het tot 0.25 M. boven den waterspiegel. Om 3 u. 's nachts waren vlot en aanlegplaatsen gereed en kon de iioep tot 6 u. v. m. gaan slapen, na van 's ochtends 5 uur dóór- loopend in touw te zijn geweest, d. i. 22 uur. Des morgens om 9 uur begon het overhalen van de art. waarbij het vlot heen- en weer getrokken werd door 1 ploegje geniesoldaten sterk 6 man, op iederen oever. Tevens werd van de „gierende" werking van den stroom gebruik gemaakt door het vlot middels een looper (ijzeren één-schijfsblok)" en 2 ongelijk-lange steek- touwen aan den overgespannen staaldraadkabel te bevestigen, daarbij zorgende dat het vlot steeds met den kop op den stroom lag. De stroom was echter bij de oevers niet sterk genoeg om geheel zonder trekploegen te kunnen gieren. Dank zij vooral de ruime constructie, zoowel van vlot, als aan legplaatsen, verliep het overzetten zonder stoornis. 48 6. ENKELE GEGEVENS GETROKKEN UIT „BEKNOPT OVERZICHT" VAN PROEVEN EN OEFENINGEN, WELKE IN 1920 BIJ DE ART. HEBBEN PLAATS GEHAD. BEREDEN ARTILLERIE. Practische Schietoefeningen te Batoe-Djadjar. Oefeningen, in samenwerking met vliegtuigen, hadden ook dit jaar niet plaats. Granaatwerper. Het projectiel, samengesteld als beschreven in het B. O. 1919 blz. 5 2de alinea, heeft een zeer regelmatige baan. De steel volgt de raaklijn aan die baan en de werking van de schokbuis is voldoende verzekerd, ook in slappe terreinen, wanneer het veertje in die schokbuis een sterkte heeft van ongeveer de helft van de sterkte van het modelveertje. Om de elevatie te kunnen geven moet de affuit, op een balk worden geplaatst en worden vastgezet door middel van piketpalen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 54