menswaardige aanvulling voor het officierskorps meer krijgt, tenzij men het peil bedenkelijk verlaagt. Geheel stemmen we dan ook in, waar S. zegt: „Toch is dit vraagstuk voor het leger niet minder urgent en het komt ons voor, dat het op den weg der N. I.O. V. ligt hierop hare aandacht te concentreeren en door het opsporen en de publicatie van de oorzaken, die de onvoldoende aanvulling van het officierskorps beïnvloeden de oplossing van dit vraagstuk ook voor het leger te helpen bespoedigen." Het artikel neemt vervolgens de oorzaken van het algemeene tekort in beschouwing (groote behoefte aan véél personeel, weinig animo in Holland, bedenkelijke fin. toestand van Indië). Op zeer lezenswaardige wijze worden de vermeende geestelijke oorzaken van het tekort behandeld. Voldoening in den arbeid wordt niet meer verkregen, doordat men proeft, dat de bevolking niet van ons gediend is, ondankbaar is. „Daarbij komt nog", alzoo de S.„dat de van regeeringswege tegenover dergelijke inlandsche stroomingen aangenomen houding weinig geschikt was om meer vertrouwen te geven. Buitengewoon conciliant was de Regee ring tegenover inlandsche voormannen die trachtten haar positie te onder mijnen met groot, te groot geduld verdroeg zij allerlei aanvallen op haar gezag en probeerde aan allerlei echte of vermeende grieven tegemoet te komen. Deze houding en daarnaast zekere uitingen van slapte in officiëele stukken als het Koloniaal Verslag waren maar al te geschikt om den indruk te wekken, dat ook in regeeringskringen het vertrouwen in de toekomst van het Nederlandsch bestuur verloren was gegaan. Deze houding heeft stellig ongunstig gewerkt op de werving van ambtena ren. Zij maakte bestaande ambtenaarskorpsen, die gebrek aan waardeering voor hun onder steeds moeilijker omstandigheden verrichten arbied bij de re geering meenden op te merken, ontevreden. Uit hunne kringen werd ge waarschuwd voor de carrière. Zij deed voorts studenten zich afvragen, of hunne toekomst niet ontijdig zou worden vernietigd door verdwijnen van Nederland uit den Archipel hetzij als gevolg van getoonde zwakheid, dan wel door vrijwillig neerleggen van de bestuurstaak. Kortom, zij doodde de neiging, die nog bestond bij onze jonge lieden, deed hunne belangstelling in andere richting afbuigen. In de houding van het gouvernement ten deze zal een duidelijk uitge sproken verandering moeten komen, wil men den thans bestaande tegen zin overwinnen." Tenslotte zij nog een der redenen, die S. noemt, hier overgenomen: „En andere voorname factor is het wantrouwen, dat er bestaat tegen de werving, en we kunnen dit wanlrouwen niet ongemotiveerd vinden, gezien het groote aantal gevallen, dat menschen, die dienst namen bij het gouver nement op toezeggingen bij het Ministerie gedaan, in lndië aangekomen, diep teleurgesteld werden. Er waren hun hier dingen voorgespiegeld, die van de werkelijkheid niet alleen geheel afweken, maar daarmede geheel in strijd waren. Dit zou, indien het tot enkele gevallen beperkt bleef, van weinig invloed zijn op den toeloop, al kunnen we het niet bepaald fair play noemen, maar waar het dikwijs voorkomt, daar moet het zich ten slotte wreken, wat wij ook zien gebeuren." Als overige inhoud der aflevering noemen we De landingen der Eng. op Gallipolieen poging van Japan tot het organiseeren van een staand leger; een nieuwe electr. zaklantaarn; maat schappelijke achteruitstelling der Onderluitenants opgave kapiteins oudste een vierde; uit Pers en Periodiek; Vereenigingsnieuws en tenslotte: een afdruk van het nieuwe Reisreglement, dat binnenkort in het 1. M. T. zal worden behandeld en waarvan ook de Officiersvereeniging de noodige aandacht zal gaan schenken. D. B. 55

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 61