45 S. wijst er op, hoe weinig de beteekenis van het instituut der Reserve officieren nog tot Indië is doorgedrongen: het wil er nog niet in, dat die reservisten voorbestemd zijn om een korps te vormen, veel talrijker dan dat der Beroeps-officieren, zegt S. Hij deelt mede, dat het Indische leger de volgende categorieën reserye- offn bezit le. Gepensionneerde beroeps-officieren van het N. I Leger die zich vrijwillig verbonden om nog gedurende een zeker aantal jaren, of voor onbeperkten tijd (behoudens leeftijdsgrens), het Gouvernement te dienen. 2e. Beroeps-officieren van het N. 1. Leger wien, voordat zij hun diensttijd volbrachten, eervol ontslag met of zonder pensioen toegekend is, onder voorwaarde als reserve-officieren beschikbaar te blijven. 3e. Onderluitenants van het N. 1. Leger die in gelijke omstandigheden verkeeren als de onder le genoemde beroeps-officieren. 4e. Officieren der opgeheven schutterijkorpsen (slechts een klein aantal; voor een deel nog voormalige reserve-officieren van het Nederlandsche leger). 5e. Reserve-officieren van het Nederlandsche Leger, die in particuliere betrekkingen werkzaam en als zoodanig uitgekomen zijn. 6e. Reserve-officieren van het Nederlandsche Leger, die als gedetacheerde uitgekomen zijn. (Deze categorie telt nu nog slechts zeer enkelen, nl. hen, die, vóórdat de detacheeringstermijn van drie jaren om was, den militairen dienst hebben verlaten, doch het laat zich wel aanzien dat er meerderen zullen volgen). Al lijkt dit heel wat, inderdaad is het, wat aantal p e r s o n e n betreft, nog weinig. Gewezen wordt op de noodzakelijkheid deze soort officieren geschikt te maken voor de taak, die hen in oorlogstijd wacht, waartoe o. m. deVeree- niging kan bijdragen, ook door het maandblad. Dit laatste wordt nader in beschouwing genomen. We noemen vervolgens: „De waardeering der Res.-offn, waarin betoogd wordt, dat het niet billijk is, dat eenerzijds de wegens langdiirigen dienst gepensionneerde officieren, op wie de verplichting rust tot het 45ste jaar bij de reserve te dienen, eene bezoldiging overeenkomstig het aantal jaren dienst als officier bij het staande leger ontvangen en anderzijds de overige Reserve-offn, in werkelijken dienst zijnde, slechts ontvangen de aan den rang welken zij bekleeden verbonden aanvangsbezoldiging, zonder aanspraak te hebben op de aan dien rang verbonden weddeverhoogingen. Wij zijn het geheel eens, dat zulks onbillijk is, de laatste regeling behoorde o. i. voor allen te gelden m. d. v., dat de totale actieve diensttijd als reserve-off. ev. aanleiding geeft tot een of meer verhoogingen (wat intusschen zelden zal voorkomen). O. i. is het bij het genieten van pensioen als gevolg van actieven dienst tijd, absoluut ongemotiveerd om dan ook nog eens dien actieven diensttijd in rekening te brengen bij de activiteitsbezoldiging als reserve-offja zou er veel voor te zeggen zijn om gedurende een activiteitsbezoldiging, het pensioen geheel of minstens gedeeltelijk te doen stilstaan. Hiermede zij een te overwegen zuinigheidsmaatregel aan de hand gedaan, niet zoo zeer wat die actieve Reser ve-offn betreft, als wat aangaat de vele gepensionneerde officieren, die burgerlijke (ook bij het D. v. O). Lands- of gemeentebetrekkingen vervullen en waarbij het tractement daaraan verbonden het militaire pensioen (belangrijk) grooter zijn dan het tractement van tijdgenooten in het leger of van de nieuwe collega's in het burgerlijke. Nogeens ziehier een b i 11 ij k e bezuiniging!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 45