46 ze S. t verder uiteen, dat men een prikkel moet vinden voor de Reserve-offn. om zich in te spannen, om zich te geven aan hunne toekomstige taak en wii die prikkel zoeken in goede bevorderingskansen. Hij betoogt, dat zulks thans niet het geval is, de Reserve-offn bij de beroepscollega's tenachter- gesteld zijn en vermeent, dat dit de kans op een groot korps Reserve-offn. gering maakt. Daarna volgt een stukje geteekend A. Berends, welke schrijver vermeent, dat f226.— voor 14 dagen opkomst onder de wapenen, te weinig betaald is. Ons dunkt het nog al welletjes! Verder bevat de aflevering „Vereenigingsnieuws" en de gewone rubrieken. Wat eerstgenoemd nieuws betreft, lezen we de mededeeling, dat het Le gerbestuur gunstiger voorwaarden heeft ontworpen vcor den „Overgang," dan de vroeger reeds besprokene. O. i. zijn zoowel het Leger, als de Re serve-offn hiermede geluk te wenschen, maar wat werkt de machine aan het Insulindepark toch droef-langzaam, hoe lang toch is die urgente aan gelegenheid nu al gaande! En dankomt Buitenzorg nog, oef, oef, een mensch zou er werkelijk in-moe van kunnen worden. D. B. 8. OVERZICHT VAN NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Ma vors no. 9. In „De weermacht in Ned. in de toekomst. Enkele gezichtspunten," blijkt Schr. vertrouwen te hebben in den Volkerenbond en vestigt er de aandacht op, dat door de toetreding, Ned. gehouden is de verplichtingen van het Bondsverdrag na te komen t. w. reductie van de nationale bewapening tot een minimum voor zelfverdediging en nakomen van het verbod om zonder toestemming van den Raad deze bewapenings- grens te overschrijden. In het verdere betoog schemert echter door, dat het vertrouwen in den Bondsraad toch niet absoluut is; een aanval van België wordt niet onmo gelijk geacht en wenscht Schr. een leger, dat tegen dit gevaar zou kunnen optreden, waarbij echter een wedijver in bewapening moet zijn uitgesloten. Ook tegen Eng. moet men veilig zijn. De conclusies, welke Schr. ten slotte trekt zullen n. o. m. wel niet alle grif worden aanvaard. „Het Fr. schietvoorschrift der inf." wordt vervolgd; uit de daarin voor geschreven schietoefeningen blijkt weer dat de indiv. opleiding op den voorgrond staat; den man wordt geleerd juistheidsvuur af te geven. Het gezamenlijke vuur heeft geen beteekenis uit een oogpunt van bundelvuur. „Het is slechts een combinatie van juistheidsschoten." Elke inf. ontvangt een opleiding tot geweerschutter, daarna wordt overgegaan tot specialisatie, (wordt vervolgd). In „Lichte mitr. 1^20" geeft Maj. Verberne eenige van zijn denkbeelden t. a. v. dit wapen. Het art. „Onze lichte mitr." wordt vervolgd. T.a. v. het vuur zegt Schr. „Het spreiden kan naar 2 richtingen geschieden n. 1. frontaal en schuin (flankeerend). De L. M.'s van den aanvaller zullen steeds frontaal spreiden." Ten eerste omdat het in den aard ligt van i e d e r e n inf. om recht voor zich uit te vuren en wel na het maken van een sprong, in de richting, waarin hij zich bewogen heeft Ten tweede is de vuurleiding van S.- of C. Comdt, ja zelfs van den Gr. Comdt door het hevige lawaai en het in beslag genomen zijn der man schappen vrijwel uitgesloten op dezen afstand (500 M.) Een logische verdeeling van het schuine vuur over het doel is uitgesloten en het gevaar bestaat, dat meerdere L. M.'s in éénzelfde richting schuin vuur afgeven en er een gedeelte van het doel onbestreken blijft. Bovendien voorkomt het frontaalvuur het groote gevaar, dat een plotseling opspringende ne- vengroep in de baan van het schuin vurende stuk komt. Zooals men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 46