47
ziet komt men langzamerhand in de banen van den bew. oorlog, waarbij
de L. M. zuiver als inf. wordt gebezigd, terwijl de kunstige vuurregeling
in den stellingoorlog t. o. v. den aanvaller wordt los gelaten. Dat bij de ver
dediging schuin vuur regel moet zijn is vanzelf sprekend, mits men dan
ook de mitr. nesten zoodanig inricht, dat van frontaalvuur
geen sprake kan zijn, anders zal de L. M. ook hier frontaal worden
gebruikt. Verder behandelt Schr. het „dekvuur," ook in beweging en de
maatregelen tegen laag vliegende vliegtuigen te nemen.
„Aanvalswagens'' bevat thans o. a. de verdediging tegen tanks.
Mil. Speet, n o. 9. Een zeer belangrijk art. is „Eenige beschouwingen
over de gevechtsontwikkeling van een voorhoede," waarin de nieuwere
ideëen zijn neergelegd. In de eerste plaats behandelt Schr. de indeeling
van art. bij de voorhoede en komt tot de slotsom, dat als regel (het
terrein is ook hierbij van invloed) de art. meer achterwaarts in de marsch-
colonne moet worden ingedeeld, waardoor zij beter in de gelegenheid is
om goede stellingen in te nemen. Bij een voorhoede van een Regt. inf.
zal men in het algemeen niet meer dan 1 batt. indeelen. In onze Ind.
terreinen is het meer achterwaarts doen marcheeren van art. van zeer veel
belang.
De voorhoede dient niet meer om gegevens te verschaffen aan den A. B.
doch om de ontwikkeling van de hoofdmacht in de door den A. B. ge-
wenschte richting mogelijk te maken. Tijdens den marsch zorgt zij voor
beveiliging van de hoofdmacht. Aan den anderen kant moet de voorhoede
en tevens de geheele colonne beveiligd worden tegen aanvallen uit de
lucht door het tijdig en sprongsgewijze zijwaarts uitschuiven van mobiel
anti-luchtvaartgeschut. De indeeling van de marschcolonne is niet noe
menswaard gewijzigdter versterking van de spits wordt aanbevolen een
sectie M. te doen marcheeren tusschen deze en den voortroep. De spits
zal als regel zich aan weerszijden van den weg moeten ontwikkelenom
de verbanden zoolang mogelijk intact te houden verdient het aanbeveling,
dat zoodra gevaar op de flanken door cav.-wielr. enz. dreigt zijtroepen
worden uitgezonden van */2 sectie sterkte, welke tot verschillende sectn
behooren, zoodat bij een ontwikkeling in manoeuvreervorm (overgang
tot den gev. vorm) de secties toch min of meer vereenigd optreden. De
vooruitgeschoven patr. is steeds V2 sectie sterk.
De voortroep ontwikkelt zich eveneens als regel a cheval van den weg.
De verdeeling in 4 gevallen van de gev. ontwikkeling van den voortroep
door Schr., lijkt ons een weinig gekunsteld n. o. m. zijn er 2 gevallen n. 1.
de spits kan na ontwikkeld te zijn verder voorwaarts gaan, dan wel zij
kan dit niet. In het eerste geval gebeurt er bij den voortroep niets, in het
tweede geval ontwikkelt deze zich, waarbij als regel de spits links en
rechts wordt verlengd over een breedte van 200 400 M.
Blijkt dit later niet direct noodig te zijn geweest, dan heeft men alleen
het nadeel van eenig oponthoudwas de tegenpartij zwakker dan is de
weerstand in den kortst mogelijken tijd gebroken. Z. n. kan de hoofdtroeo-
comdt tijdig een nieuwen voortroep uitzenden.
„De wijze van optreden van de voorhoede heefteen
grooten invloed op de ontwikkeling van de hoofdmacht
en het verdere verloop van het gevecht. Het is daarom
noodzakelijk, dat ook de Voorhoedecomdt niet geheel zelfstandig handelt,
maar dat hij bevelen krijgt van den A.B., waarin aangegeven is welke
gedragslijn hij heeft te voigen."
Aan een zuiver ontmoetingsgev., waarbij de geheele voorhoede, of de
hoofdmacht, uit de marschcolonne moet worden ingezet, gelooft Schr.
niet. De verk. afdeelingen (ook Vliegdienst) zullen den comdt tijdig heb
ben gewaarschuwd omtrent de aanwezigheid van den vijand; hoogstens
kunnen spits en voortroep eenigermate een ontmoetingsgev. leveren.