Uit „Aanteekeningen n. a. van het art. „Eenige tact.-kustart. beschou
wingen door P. A. Brouwer," (zie I. M. T. Mei afl.) blijkt, dat Schr. zeer
veel waarde hecht aan indirect vuur bij de kustart., waarvan hij zegt:
„ik mag nu wel met gerustheid den heer Brouwer mede-
deelen, dat er thans methoden bestaan en bekend zijn in
Ned. die om begrijpelijke redenen niet in tijdschriften nader
worden beschreven, maar die geheel beantwoorden aan de
eischen van snelheid van vuren, nauwkeurigheid der uit
komsten en gemakkelijkheid van bediening
Heeft onze N. I. kustart. hiervan reeds de noodige ge
gevens verkregen
Een groot gevaar voor de direct opgestelde zw. kustbattn noemt Schr.
de toepassing van rookmasker door oorlogsschepen, waardoor deze onop
gemerkt tot op zoodanigen afstand dier battn kunnen komen, dat de trefkans
daarop voldoende is om hen buiten gevecht te stellen. Het concurreeren
v. w. b. het kaliber van dit geschut met dat der oorlogsschepen is voor
Ned. (ook voor Ned-Indië) niet mogelijk, zoodat een gedekte
opstelling aan te bevelen is, waardoor ook de bediening rustiger kan
geschieden.
„De verdediging van Holland's Noordzeekust" bevat eenige interessante
beschouwingen omtrent de wijze, waarop een landing in de toekomst zal
worden uitgevoerd en de wijze van verdediging tegen deze handelingen
t. o. v. de Ned. Noordzeekust. Schr. zegt o. a.„Een moderne landing zal
alleen kunnen worden verricht door een zeemogendheid, die de volkomen
heerschappij ter zee en in de lucht bezit." Een goede en niette zwak
ke luchtvloot zal dus voor Indië van groot belang zijn; het personeels
vraagstuk blijft echter de moeilijkheid.
Ind. Gids van Sept. bevat een art.„Stille kracht," dat de in de laatste
40 jaar plaats gehad hebbende troebelen in Indië en de daar bij opgetreden
invloeden aan een beschouwing onderwerpt. Hoewel niet van direct mil.
belang, wordt de lezing aanbevolen.
Marineblad 20 Sept. „Het nut en de toekomst van onderzeebooten
voor onze O. I. Koloniën" is een lezenswaardige studie omtrent dit voor
onze defensie zoo belangrijk vraagstuk. Terecht zegt Schr., dat de be
slissing, de marine van Indië hoofdzakelijk uit klein mat. te doen bestaan,
beteekent, dat de buitenbezittingen min of meer onverdedigd worden
gelaten en dat de verdediging van Java nooit anders dan t ij d e 1 ij k zal
kunnen zijn. Na aangetoond te hebben, dat de taak der D. duikbooten in
het Kanaal door den invloed van geogr. factoren heel wat moeilijker is
geweest dan die van onze onderzeëers in de toekomst zal zijn en na
vaststelling van de trefkans van torpedo's op een transportvloot in eskader
varende, gaat Schr. de gesteldheid van de verschillende naderingswegen in
onzen archipel na en komt tot de slotsom, dat onze onderzeebooten, mits
tijdig gewaarschuwd omtrent de nadering van de transportvloot in zeer
gunstige omstandigheden zullen komen te verkeeren voor den aanval op
die vloot. „Alles bijeengenomen kan dus met de ons ter beschikking
staande middelen wèl bereikt worden, dat de aanvalskracht aan onderzee
booten waarschijnlijk tijdig berichten krijgt omtrent s vijands koers
en vaart, maar niet, dat zulks met zekerheid plaats heeft." Verder
wordt betoogd, dat een bewapening met art. voor het hier gestelde doel
verkeerd moet worden geacht; het strijdwapen moet de torpedo blijven,
terwijl het oog moet worden gehouden op het gebruik van gas tegen de
transportschepen. De taak van de onderzeëers behandelende (verkennen-
aanvallen enz.) wenscht Schr. 3 soorten schepenverkenners, welke
groot moeten zijn en groote snelheid boven water moeten ontwikkelen;
48