51 Rev. Mil. Générale Mei/Juni. In „La recherche du renseigne- ment mil. sous Napoleon I" vinden we hoe de inlichtingsdienst in dien tijd was georganiseerd. „Etude comparée sur la tactique des feux d'inf. enz." behandelt de grondslagen van deze tactiek gedurende de laatste oorlogen. Gewezen wordt op het feit, dat de inf. hoe langer hoe meer reeds op groote af standen het vuur opende; waar de juistheid van het vuur op deze afstan den te wenschen overliet en ook de tegenpartij zich meer en meer in het terrein dekte, ging men er toe over „a chercher l'effet par Ia masse des balles et a couvrir une surface donnée d'une pluie de balles C'est cette masse des balles qui doit compenser le défaut de justesse." Doch reeds in den R. oorlog bleek het, dat „les tirs aux petites et trés petites distances (jusqu' a 30 M et moins encore) jouèrent un röle considérable." Het mitr. vuu1' werd toen slechts gebruikt om het vuur der inf. te verster ken, nog niet om de plaats van dit laatste in te nemen. Het inf. vuur werd tot voor den grooten oorlog onbetwist noodig geacht om de nadering tot de tegenpartij mogelijk te maken vandaar dat op een bepaalden afstand (800 a 1000 M.) het noodig was het vuuroverwicht te ver krijgen. Op dezen afstand moest daarom de tir. linie worden verdicht en verder op sterkte gehouden. In deze periode vierde het bundelvuur hoog tij; de aanvaller kon echter slechts bereiken dat de verd. genoodzaakt werd zich te dekken (wordt vervolgd i. „Evolution de la fortification de campagne" is, uit een oogpunt van veldversterkingskunst, van groot belang. Vóór den oorlog bestond een stelling uit meerdere lijnen van steunpunten, op zoodanigen afstand van elkaar, dat zij elkaar konden steunen (zelfs tot 1200 M.) In '15, vanaf het begin van de verstijving van het front, vond men één lange doorloopende loopgraaf, uit zich zelf ontstaan. Deze loopgraaf vergemakkelijkte de ver binding met nevenafdn, de controle, de troepen voelden zich veiliger, minder geïsoleerd, zij wisten dat naast hen zich andere troepenafd. be vonden. Dit systeem vereischte echter een groote sterkte aan troepen. In verband met de groote uitwerking van het art. vuur op deze lijn, gaf het Hkw. aanwijzingen tot het inrichten van een 2de lijn „ligne de soutien" op 200 M. afstand van de eerste. De troep kon er niet zoo gemakkelijk toe komen, verzette zich tegen het in de steek laten van de kameraden in de eerste lijn. In het algemeen bleef de stelling een lijn van steunpunten, welke gemakkelijk konden worden vastgesteld en krachtig onder vuur worden genomen. Om dit nadeel op te heffen werd bevolen de intervallen zoodanig in te richten, dat de steunpunten niet meer opvielen. In de Instructie van '15 is de verdediging gedacht in een lste lijn „sur laquelle on doit résister" (de voorstelling is vervallen), soms nog met een 2de lijn op 2 a 3 K.M. er achter. Een tweede stelling ligt 5 a 6 K M. terug en wordt verdedigd door de res. Divisies; soms wordt een 3de stelling eveneens op 5 a 6 K.M. meer achterwaarts aangetroffen. Vóór dat de troep deze beginselen in zich had opgenomen, werd bij de offensieven bij Ver dun en aan de Somme in het begin van '16 de ondervinding opgedaan.dat het noodig was niet één lijn te verdedigen, maar een strook, terwijl de tegenaanval een der beste middelen was om een doorbreking te verijdelen. In '17 kwamen de „groupes de combat'' ten tooneele, welke ook bij de verdediging de cellen vormden. Bij de verrassende aanvallen einde '17 en begin '18 (Cambrai en Chemin des Dames) kon de aanvaller zonder veel moeite diep in de verd. strook indringen. Als gevolg hiervan werd de verdediging als volgt ingericht: a. een „position de couverture" om den vijand te noodzaken een sterke macht voor den aanval af te zonderen; zij wordt verdedigd door 1/3 a 1/4 van de troepenmacht. b. een „position principale de résistance" bezet door 2/3 a 3/4 v. d. troepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 51