Keuze der opstellingen. De voor het afgeven van begeleidend vuur aangewezen batterijen vuren volgens de aanvalsrichting, dus frontaal. Voor het overige geschut zal te streven zijn naar echarpeerend en enfileerend vuur. Dit zal een opstelling medebrengen, waarbij de art. zich niet bevindt in de strook der eenheid, waaraan zij is toegevoegd. De hieruit voortspruitende moeilijkheden mogen den comdt dier eenheid echter niet van een dergelijke opstelling der art. doen afzien. In beginsel wordt de art. zoover mogelijk naar voren opgesteld, ten einde: de vijandelijke battn beter te kunnen bestrijden; vernielingen uit te voeren; begeleidend of storend vuur af te geven over zoo groot mogelijke dieptede stellingveranderingen te beperken, daar deze de actie slechts vertragen en verzwakken. Bij de opstelling dient men echter rekening te houden met de eigenschappen van de verschillende soorten geschut en mun., om onder de beste omstandigheden de voorste vijandelijke stel ling te beschieten; den aard van het terrein, om de battn steeds de meeste dekking te verschaffen, zonder welke het vervullen van haar taak onmogelijk zou zijn; de noodzakelijkheid om opeen- hooping te vermijden van te veel battn op een beperkte ruimte, waar zij gelijktijdig geneutraliseerd zouden kunnen worden door een klein aantal vijandelijke of door een gasaanval; de noodza kelijkheid om tegen-voorbereiding te verzekeren. Dit dwingt tot een opstelling in de diepte overeenkomstig het materieel en het terrein. H. G. (Slot volgt). 2. verplegingsaangelegenheden. Uit de mededeelingen van den Kolonel Baretta in de Juni en Juli aflevn. van dit tijdschrift, en die van den Kapitein Tismeer in het W.-J. der 1. K. V. 1920 zien wij, dat er voor het N. I. leger een nieuwe regeling van den aan- en afvoer bij het Veld leger in aantocht is, en dat die regeling ook belangrijke veran deringen zal brengen in den verplegingsdienst te velde, in 't bijzonder in de Int. verpleging. In het W.-J. der I. K. V. 1918/19 werd er reeds door den Kapt. Tismeer op gewezen, dat de aan- en afvoer in oorlogstijd bij ons zeer onvoldoende geregeld is, en dat de et.-dienst welke wij kennen, wèl den naam gemeen heeft met-, maar overigens niets gelijkt op de et.-diensten in de moderne legers. Door de heldere uiteenzettingen van genoemden schrijver zal ongetwijfeld een ieder overtuigd zijn van de noodzakelijkheid eener hervorming op dit gebied, zoodat allerwege met instemming kennis zal zijn 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 8