verwachten zoli te hooreii propageeren dat „de verdediging geen
hopelooze zaak" behoefde te zijn) zeggende, dat beschouwingen
„graue Theorie" zullen zijn, als zij niet gebaseerd worden op de
„becijfering, hoe weinig men wel betalen wil".
Dat niet deskundigen aan een dergelijke meening, uitgesproken
door n i e t-leeken-„belasting betalers" een te hooge waarde zullen
toekennen, vooral wanneer die niet-leeken den vroolijken schijn
aan hunne zijde hebben, is het gevaarlijke er van.
Hoe grauw dergelijke, theorieën zijn en hoe weinig zij met
theorieën, aan de practijk ontleend, overeenstemmen, leerde her
haaldelijk de krijgsgeschiedenis. Onder de vele voorbeelden
is ons een der meest belangrijke dat van den val van Tsingtau.
Van den strijd om Tsingtau gaf het I. M. T. in 1915 reeds een
beschrijving in de Extra-bijlage no. 38. Doch de daarin verwerkte
gegevens konden niet anders dan op eenzijdige inlichtingen
berusten. Thans, nu ook van D. zijde meer bekend is geworden,
is het wel de moeite waard, dien stiijd nogmaals te bezien. Enkele
kleine herhalingen zijn daarbij onvermijdelijk en misschien ter
wille van het overzicht en verband niet overbodig.
Allereerst een enkel woord over de „bezuinigingen!" Omtrent
de inrichting van de verdedigingswerken van Tsingtau schrijft de
overste von Klehinet in „Monatschefte für Politik und Wehrmacht
(1920):"
„Man befand sich also in der etwas eigentümlichen Lage, dasz
nicht gefragt worden war, welche fortifikatorischen Anlagen nötig
waren und wie grosz der Geldbedarf dafür sei, sondern umgekehrt
war das Verhaltnis zur Verfiigung steht eine bestimmte Summe,
seht zu was damit geschaffen werden kan." Klinkt het niet als uit
het Hollandsch vertaald? Het is voor ons van groot be
lang na te gaan, welken invloed dergelijke theorieën op
de verdedigingskracht van Tsingtau hebben gehad. Ook
in hoeverre de maatregelen van den verdediger, zoo
wel als van den aanvaller, daardoor zijn beïnvloed. Verder in
welke mate de verdediger voordeel heeft kunnen trekken uit tijd
winst door vertraging van 's vijands opmarsch en wat de gebrek
kige art. bewapening heeft kunnen presteeren en in welk opzicht
die te kort schoot.
Tevens moet de vraag beantwoord worden, hoe het met de
„insluiting" was gesteld en wat de invloed zou geweest zijn van
het optreden van beschikbare reserves, een en ander voor zoover
het voor de verdediging van een stelling door een N. I. strijdmacht
van belang kan zijn.
Het algemeen denkbeeld.
Tsingtau was de door de D. ingerichte haven in de Kiautchau-
baai, welke in 1898 van China gepacht was. Onmiddellijk was
men aan het werk getogen en in 1900 was men grootendeels klaar.
14