rantiepremie moest vormen. Bovendien oordeelde men, dat de thans gekozen stelling toch als tweede linie zou moeten worden ingericht, zoodat tegenover die vermeerdering van kosten geen enkele vermindering kon worden gesteld. Het schijnt de bedoeling van gezaghebbende autoriteiten, zooals von Tirpitz, geweest te zijn, dat een uitbreiding van de stelling pas in het uit zicht zou worden gesteld, nadat een daarmede evenredige ontwik keling, uit een industriëel en commerciëel oogpunt, van Tsingtau op den voorgrond zou zijn getreden. De D. waren dus wel genoodzaakt genoegen te nemen, met een stelling, die tal van gebreken had. De gekozen lijn liep in de vlakte tusschen genoemde lijnen in, van de Fu-shan-so golf tot de monding van den Hai-po. Aldus werd aan den aanvaller het domineerende voorterrein gelaten, dat op beide vleugels de stelling omvatte. Voor den Z. vleugel was dit van minder bezwaar dan voor den N.-vleugel, omdat in het Z. het marinegeschut toch van uit zee een omvattende werking kon doen gevoelen. Van het zeefront is voor mijn doel een nadere beschrijving niet noodzakelijk. Alleen zij op één zwak punt gewezen ér werd slechts één zijde van den 3 4 K. M. breeden ingang verdedigd. Was een landing op of nabij het schiereiland Jaeschke (schets 3) moeilijk maar mogelijk, een beschieting van uit zee (baai van Yen-tai-tschien, W. van Jaeschke) was gemakkelijk uitvoerbaar en is dan ook door de Jap. marine verricht. Doch, zoo was het bezuinigend oor deel, een bevestiging van het zeefront van Jaeschke zou daar tevens een nieuw landfront noodig gemaakt hebben hetgeen weer te veel gevraagd was. Thans bleef echter de mijnversperring aan die zijde nagenoeg ongedekt. Ten slotte valt het op, hoe de Bismarck batt. (behoorende tot het zeefront) wel een dracht van 10 K. M. straal had, doch daarvan 2 3 K. M. verloor door de ligging landwaarts in. Waren er slechts weinig battn voor vuur op grooten afstand, waren de kalibers bovendien klein, de vuursnelheid en de dracht gering, wat de mun.-uitrusting betreft, behalve voor de lichtere kalibers, was die verre van overvloedig, vooral wat de G. K. T. der zware art. betreft. Men had echter een meevaller aan de mun. der D. en Oostenr. oorlogsschepen, doch de 21 c.M. Marine pro jectielen pasten niet, dan na verkleind te zijn, in de laadruimte der oude 21 c.M. kanonnen, terwijl ook de kardoezen met rookzwak kruit eerst moesten worden omgewerkt. Het resultaat bleef echter een onzeker schot, soms 2 K. M. te kort De munitieuitrusting blijkt uit bijl. B. Het schijnt echter de vraag of dit wel waar was. De vorm van het schiereiland Haischi lijkt op het eerste gezicht juist geen groot front te eischen, wanneer het alleen ter bescherming van een klem, doch goed bewapend pantserfort zou moeten dienen. 16

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 16