56); 22ste Regt. Cav.24ste Regt. veldart.18de Baton Genie,
lilde Afd. bergart.2 ant.-luchtvaartkanonnen.
B. 29ste Brig. Inf. (R. I. 34 en 67).
C. 3 Batons Etappetroepen.
D. Zware art. a. 2de Regt. ZW A. 6 Battn 12 cM. H. W. (24 stuks)
3de ZWA.6 15 cM. H. W. .D„fi
4de ZWA.3 15 cM. H. W. J{J0
en 3 Battn 10,5 cM(12 stuks)
b. Marine art. 6 X 28 cM. H. W., 6 X 24 cM. H. W.
6 X 20 cM. H. W., 2X15 cM. L.
Verder treinen, mun.-colonnes, parken, genie, spoorwegtroepen'
vliegafd. ad 4 vliegtuigen, enz.
Sterkte (met inbegrip van het niet-strijdend ged.) 27000 man.
Verplegingssterkte 50000 man.
Bovendien Eng. troepen t. w. 1 Baton. S. Wales Borderers a
850 man en 450 man Sikhs.
De Jap. beschikten over gegevens omtrent de stellingen, die
tot in details der battn liepen en weinig van de werkelijkheid
verschilden 2).
Als goede leerlingen van hunne vijanden kwamen zij niet
met'halve maatregelen, doch met een goed uitgerust leger.
De 28 cM. HW waren reeds bij Port Arthur gebruikt, de kanon
nen van 15 cM. L/20 en 24 waren geheel nieuw. Belangrijk is
de omstandigheid, dat zij er geen bezwaar in zagen dergelijk
zwaar mat. mee te voeren door een land, dat geen enkelen be
hoorlijken weg had en waar het transport in den komenden
regentijd zwaarder was, dan het bij voorbeeld op Java zou wezen.
Hier dus geen bezuinigingseischen, maar logische overwegingen
en doelbewustheid. Daartegenover hadden de verdedigers slechts
mogen rekenen op bomvrijheid tegen krombaanvuur tot 21 cM.
Inderdaad bleken echter de gemaakte dekkingen bestand tegen
28 cM. Maakt men versterkingen, dan moet men den aanvaller
ook dwingen door de stevigheid der constructie zware art. aan
te voeren.
Ook door eigen art. moet men hem dwingen met behoorlijk mat.
aan te komen. De verdediger had hier veel onbelangrijk geschut,
21
Voor details zie Extra Bijl. l.M. T. no. 38. (Sedert is ook een Jap.
Gen. Staf werk verschenen).
(2). De Jap. inlichtingen- en gidsendienst was zeer goed geregeld, zoowel
in vredestijd als tijdens het beleg. De D. ondervonden dit b.v. doordat
veel plaatsen der gelegde trapmijnen door witte steenen, die de
Chin, koelies er bij hadden gelegd, verraden werden. Ten einde te
controleeren, of zich onder die koelies geen Jap. bevonden, hielden de
D. voortdurend een onderzoek, dat behalve op de verschillen in algemeen
uiterlijk (afwijkende haargroei, langer bovenlijf der Jap. bij opvallende
kortere beenen) voornamelijk was gegrond op de omstandigheid, dat bij
de Jap. de groote teen veelal een afwijkenden stand heeft en bij de
Chin. niet.
Het resultaat bleef echter negatief.