6. HET VUURGEVECHT DER INFANTERIE IN VERBAND MET ONS S. V. I. Door een der officieren in garnizoen te Tjimahi werd korten tijd geleden over bovenstaand onderwerp eene voordracht gehouden voor de troepen-officieren van dat garnizoen en van Bandoeng, zulks in opdracht van den Afd. Comdt. Het onderwerp en de wijze, waarop het besproken werd, is waard in ruimeren kring gelezen te worden de Redactie vond dan ook aanleiding deze voordracht in het Tijdschrift te plaatsen. Met uitzondering van de inleiding, welke met het onderwerp slechts in los verband stond, volgt de voordracht hieronder vrijwel onverkort. Redactie. Ik wil beginnen met een enkel woord de schoolschietoefeningen te bespreken, zuiver om na te gaan, of de hierbij gebruikte schijven voldoen aan de eischen van de opleiding van den enkelen schutter in verband met de oorlogsdoelen. Die schijven bevatten allen tiguren van achter dekking of ongedekt vurende schutters (liggende en knielende) terwijl de afstanden der schoolschietoefeningen bedragen 100, 200, 300 en 400 M. Aldus kan gezegd worden, dat over het geheel schijven en afstanden voldoen aan de doelmatige opleiding tot individuëel oorlogsschutter. Oefeningen op korter afstand dan 100 M. acht ik onnoodig, omdat een man die een doel op dien afstand kan treffen, dat ook kan op kleineren afstand; hierbij komen toch alleen moreele factoren in aanmerking, welke op het schietterrein niet aan te leeren zijn. Boven 400 M. zal de enkele man zeker nooit vuren. N. m. m. moet thans nog meer dan vroeger de man voor alles worden opgeleid tot individuëel schutter; heeft deze opleiding goede resultaten opgeleverd, dan kan met vertrouwen zijn bruikbaarheid op het gevechtsveld worden tege moet gezien. Op een ding wil ik echter nog wijzen; bij deze oefeningen moet kalmte en rust op den voorgrond staan. Den man moet gelegenheid gegeven worden om over zijn schot, of over zijne serie van schoten, net zoo lang te doen als hij zelf verkiest. Het treffen van de schijf is hier voor alles hoofdzaak. Ik vermeen dan ook, dat de aanwijzing, zooals wij die in ons S. V. bij de schoolschietoefeningen zien, van 32/5 sec., 5'/s sec. enz. per schot en deze tijden verschillende naarmate de schutter KI. A, B of C is, onnoodig en onoordeelkundig is, temeer nog, waar de gebruikte tersthorloges wat juistheid betreft, vaak veel te wenschen overlaten. De noodzakelijke kalmte wordt voorts verkregen, door de hand te houden aan het bepaalde bij sommige oefeningen omtrent de aanwijzing der schoten schot voor schot. Ik geloof toch, dat het uit zucht tot tijdwinst wel eens voorkomt, dat men den man een serie achtereen laat afschieten, terwijl het 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 41