men op theoretische gronden zou kunnen verwachten. Geen wonder dan ook, dat al die factoren de spreiding van het proefveld uitbreiden, tot de zooveel grootere gevechtsspreiding. In den regel mag men dan ook al zeer tevreden zijn, wanneer 1 °/0 van de schoten het doel treft, waaronder dan nog voor een sroot deel de uitkomst aan het toeval te danken i s." De gez. gev.-schietoefeningen zijn eigenlijk alle oefeningen aangaande het bundelvuur met al zijn theoretische en sterk wisselende invloeden _eft factoren der spreiding. En nu las ik in eene bespreking van"ons tegenwoordige S. V. in het I. M. T. de uitspraak in eene noot van de Redactie: „Nu het bundelvuur heeft afgedaan is het zaak de goede schutters in de inf. te behouden. Het kweeken van goede schutters is in hooge mate in beteekenis toegenomen." Met die uitspraak omtrent het lot van het bundel vuur ben ik het geheel eens; vanzelf ook met het andere gedeelte dier uitspraak, welke steeds als criterium der schietopleiding heeft gegolden. En wanneer wij dan bij de huidige appreciatie van het bundelvuur in aanmerking nemen, de waarde van al dit theoretisch gedoe op het gevechtsveld, dan zal het U niet verwonderen, wan neer ik geheel de gezamelijke gevechtsschietoefeningen, zooals deze thans als oefeningsschema in ons S. V. staan voorgeschreven, wil doen vervallen om daarvoor iets geheel anders in de plaats te stellen. Dit gez. gev.-schieten paste in het kader van de nog steeds in ons R. I. II gehuldigde bravourtaktiek van vóór den oorlog. Ver geef mij dit woord, doch wanneer men de litteratuur der laatste jaren omtrent gevechtsvormen der inf. en haar optreden onder art.-, mitr.- en geweervuur gevolgd heeft, en daarna ons nog ongewijzigde R. I." II leest, dan kan men wellicht eene dergelijke uitspraak beamen. Zoo haal ik aan uit punt 357: „Afdeelingen, belast met het tirailleurgevecht, zullen, indien het algemeene vuur geopend is, binnen den afstand van 800 M. haar vuurlinie op de hoogste sterkte brengen en trachten haar zooveel doenlijk op die sterkte te houden." Dus dichte tirailleurliniën op afstanden beneden 800 M. De kwetsbaarheid hiervan onder geweer-, doch hoofdzakelijk mitr.- en art.-vuur is U allen volkomen duidelijk. Ook voor deze ouderwetsche taktiek geeft punt 363 een voorbeeld: „Voor de opening van het levendig vuur bij den aanvaller, dat aan den stormaanval voorafgaat, doet de A. B., zoodra hij het vuuroverwicht gevestigd acht, het signaal snelvuren blazen, enz." Jawel, snelvuren blazen als vuuroverwicht gevestigd is. Wat is vuuroverwicht? De reglementen der aan den oorlog deelgenomen hebbende groote mogendheden kennen dat woord niet meer, dat eigenlijk ook vroeger niemand wel begrepen heeft. „Die Lehre des Kampfes um die Feueriiberlegenheit, zwischen der Angriffs- und der Verteidigungsinf. nach jedem Sprunge ist im 44

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 44