grooter! Ja, maar het optreden hiervan verschilt aanmerkelijk met onze dichte, aaneengesloten linie van R. I. II. Wordt daar over een ruimte van 75 M. de halve compie, zeg 75 man verspreid, hier is de frontbreedte der compie 200 a 300 M. en hiervan treden aanvankelijk slechts 4 groepen, ter gezamelijke sterkte van 40 a 50 man plus 4 geweermitrs op Van de formatie der compie spreek ik U nog nader, doch uit dit voorgaande blijkt reeds, dat van een aaneengesloten gevechts- of tir.-linie geen sprake is. De groepen bestaande uit '/4 sectie plus een geweermitr. vormen een vrijwel zelfstandige gevechtsgroep, een onverbreekbaar geheel, dat min of meer onafhankelijk optreedt, al moet ook een nauw verband blijven bestaan tusschen de verschillende deelen der compie. In die gevechtsgroep zal het voor alles het streven zijn elkaar onderling te steunen om vooruit te komen. De infanterist zal vooruit gaan om een plaatsje te zoeken voor zijn hartsvriend, den mitr., de bedieningsmanschappen hiervan zullen hem en enkelen zijner kamaraden zulks mogelijk makende een paar pas, een paar meter, een sprongetje vooruit gegane schutters zullen hun vuur openen en daardoor pogen den mitr. gelegenheid te geven zijn nieuwe stelling in te nemen en is deze ingenomen, met behulp van manschappen der gevechtsgroep, dan zal de mitr. zijn vuur heropenen, om daardoor de overige infanteristen gelegenheid te geven zich weer aan te sluiten. En zoo herhaalt zich dit op treden. Niet na enkele minuten zal men „vuuroverwicht" hebben en weer vooruit kunnen gaan. Wij weten allen, dat zulks uren kan voortduren en dat vaak slechts de duisternis uitkomst geeft. Ik gaf U hier geen schema omtrent het optreden der groep, want dit zal verschillen in elk stukje terrein; zelfs groepen op 10 a 20 M. van elkaar optredende, zullen door terrein en vele andere omstandigheden gedwongen worden geheel verschillend te han delen om terrein te winnen. Ik trachtte U slechts te schetsen, hoe innig de samenhang en de samenwerking in de gevechtsgroep moet zijn. En zooals deze is in de groep, zoo zal ze zijn in de gevechts linie en in de compagnie. Steeds samenwerken om terrein te winnen, hoe weinig of dat zij, want elke meter terreinwinst draagt de bajonet een meter dichter naar den vijand, de bajonet, het mes en de vuisten, die gedurende den laatsten oorlog weder zoo in waarde zijn gestegen. De compie zal zooals ik hierboven reeds zeide, bij den aanval eene frontbreedte hebbende van 200 M. minstens, bij haren op- marsch naar den vijand, dus van misschien 10 a 12 K.M. tot op zoo mogelijk 400 M. verkenners aanvankelijk tot op 400 a 500 M. voor zich uit hebben. Twee sectiën elk opgelost in gevechts groepen, geéchelonneerd en op onderlinge tusschenruimte van ongeveer 60 M. in voorste linie, op 200 a 300 M. achter de laatste afdeeling dezer eerste linie welke tegenwoordig golf genoemd wordt zijn de twee andere sectiën op overeenkomstige wijze als 48

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 48