(in ideëelen zin is het voornaamste, echter hoe gering is
tegenwoordig weer de kans hier op; een goed pensioen is
VOORAL een aantrekkelijkheid veel meer dan Generaals- en
Kolonelsplaatsen, dat heeft al heel weinig invloed op den
toeloop),
„De comm. acht het ook ongewenscht om de wet. opleiding te verlagen
met het oog op andere en thans als gelijkwaardig te beschouwen
Indische ambtenaarkorpsen. Niet alleen, dat zoodoende het algemeen aan
zien van het off .-korps zou geschaad worden een hoogst ongewenschte
toestand in een kolonie doch bovendien zou dit zeer zeker nadeelig
terugwerken op het aanbod voor den officierswerkkring."
is de comm. dan ook van meening, dat voor de
toelating tot de eigenlijke vakopleiding voor alle wapens
en diensten van het Ind. leger geëischt moet worden het
bezit van het einddiploma H. B. S. met 5-jarigen cursus
dan wel een gelijkwaardig diploma. En bij het behoud van
de C, S. in een of anderen vorm en bij het behouden van
de mogelijkheid om onderoffn uit den Holl. dan wel uit
den Ind. troep tot de eigenlijke vakstudie aan de K. M. A
toe te laten, moet deze eisch behouden en oök in „z'n volle"
konsekwenties toegepast worden.
Het mag niet voorkomen en er moet met kracht tegen
worden gewaakt, dat met dezen eisch „getransigeerd"
wordt
„Met het voorstel der Bredasche comm. om de leerlingen der K. M. A. te
splitsen volgens eene tact. en eene tactisch-techn. studierichting kan in
geene deele worden ingestemd. Het zou eene tactische en tactisch-technische
fout zijn deze splijtzwam in het off.-korps te brengen. Eene dergelijke
scheiding aldus de N. R. Ct. van 8 Juni bij overigens gelijkheid van
vooruitzicht en werkkring is kortweg eene ongerijmdheid en moet nood
wendig leiden tot eene indeeling in twee groepen, waarvan de ëéne wèl,
de andere niet bij machte wordt verklaard het volledige onderwijs te
volgen. Er kan n. o. m. niet anders zijn dan één officiersopleiding, als het
mogelijk ware voor alle wapens dezelfde. In de behoefte aan technisch
onderlegde offn moet dan worden voorzier. door enkelen, die daartoe
roeping gevoelen, een vervolg-opleiding te geven."
„Waarom de naam „Mil. Academie" moet veranderen in Mil. Hoogeschool"
is ons (der Comm.) ten eenen male een raadsel en wij kunnen in die
naamsveranderingen slecht nadeelen zien."
„In tegenstelling met hetgeen onze comm. in het voorstel der Bredasche
comm. meent te moeten lezen, is zij van oordeel dat bij de opleiding van
den Ind. beroepsofficier theoretische en practische opleiding onverbre
kelijk hand aan hand dienen tegaa n."
„Men houde rekening met het feit, dat vakken als tactiek, versterkings
kunst, wapentechniek e. d. niet alleen door en na studie achter de schrijf
tafel kunnen worden onderwezen, zoodat het o. i. uitgesloten is voor deze
vakken docenten voor hun leven te benoemen. Deze heeren moeten naar
den troep terug, opdat ook de troep (het leger) van de door hen vergaarde
kennis profiteere. Het middel, aangegeven door de Bredasche comm., die dit
bezwaar blijkbaar ook voelde: „de officier-leeraar, behoorende tot het Ind.
leger vertoeft eens een jaar in Indië" acht onze comm. beslist onvoldoende".
Ook zou onze comm. Maleisch en Javaansch willen doen onderwijzen
volgens een meer op de practijk gerichte methode het is voldoende in
dien zij de grondbeginselen en vooral het zich in die talen uitdrukken
57