Verder rijst de vraag of deze offn wel de meest geëigende verpl. offn zijn en hebben we analoog hieraan ernstige bedenking tegen het recru- teeren van de Int. grootendeels uit de Mil. adm., hetgeen n. h. v. het denk beeld der Comm. zou zijn. Deze 2 takken van dienst zijn van een zoo uiteenloopend karakter, dat we haast zouden zeggen wie geschikt is voor het eene, moet beslist minder geschikt zijn voor het andere. De Mil adm eischt nauwkeurigheid tot in het peuterachtige toe. Een goed adm off moet, v. z. v. zijn vak aangaat, een peuteraar zijn, anders 'deugt hij niet' het is c. een GOEDE eigenschap, waarop allerminst mag worden afge geven. Dit kenmerk van den goeden adm. off., vooral als hij wat lang in het vak is geweest, maakt hem minder geschikt voor de betrekking van Int., die een coulante handelsman moet zijn, wat natuurlijk geen accurates se uitsluit, maar waarbij zulks toch bijzaak is, terwijl het bij den adm off. „alles" is. Tenslotte zij aangeteekend, dat we het betwijfelen of gelijk de Comm. vermeent de Hoofden van Onderwijs wel kunnen worden gemist. Het Verslag wordt gevolgd door een „advies" er op uitgebracht door een door het H. B. ingestelde Comm., bestaande uit drie oud-leeraren aan de K.M. A. Deze Indische Comm. kan zich zeer wel met het Verslag" vereenigen, behoudens enkele aanteekeningen o. m. over de opleiding ook in Indië, die reeds thans mogelijk en wenschelijk wordt geacht; over het peil van algemeene ontwikkeling; aanvullingsstudie, Hoofden v. Onderwijs- over de geringe waarde van vrije studie en over de leerstof. We noemen verder: het vervolg van: „Reglement of Wetenschap?"- een interessant artikeltje over een middel tegen camouflage, overgenomen uit de H. Post; mededeelingen omtrent verblijf in het Buitenland; een Maand bericht van het kantoor Ruineneen art. over den overgang van Res.-offn; Uit Pers en Periodiek; Uit den Volksraad en Vereenigingsnieuws, waarbij' de aandacht wordt gevestigd op de beschouwingen over het Wed. en Weezenfonds (Afd. nieuws K.-Radja), waaruit de volgende zeer juiste opmerking zij overgenomen: „Bij de Burger Weduwen- en Weezenfonds is het pensioen dus niet afhankelijk van den rang, waar door het onbillijke niet voorkomt dat een collega die bij een ander wapen toevallig vlug promotie maakte voor zijn Weduwe belangrijk meer pensioen verkreeg dan zijn oudere collega die niet zoo gelukkig was". D. B. 9. DE N. I. VERLOFSOFFICIER. No. 12. Vooraan een „Serenade" aan den Legercomdt naar aanleiding van diens benoeming tot Ridder in den Nederlandschen Leeuw. We noemen verder het artikel: „Nivelleering en de Reserve-officieren" De S., erkennende, dat het minder goed denkbaar is, dat de Regeering terug zoude komen op het standpunt in 1920 (gelijkstelling der bezoldiging met die der B.B. ambtenaren) ingenomen, zegt niettemin: „Met bezuinigingsdrang tot vader en onbekendheid tot moeder kan er nog onbesproken een borelingske het levenslicht zien, dat weini" andere beloften voor de toekomst met zich brengt, dan die, van onbekwaam te zijn tot eenig goed. Wat is er al niet aan ondenkbaars gebeurd; ook in de laatste jaren" On peut tout attendre, même le bien, om met Stendhal te spreken S. vervolgt dan 59

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 59