55 8. ORGAAN N.I. O. V. DEC. Dr. Nieuwenhuis geeft een zeer lezenswaardig artikel, getiteld„Het Indische Leger als Vakschool over de taak, die het Leger wellicht zou kunnen vervullen als leverancier van geschoolde lagere werkkrachten voor N. 1„ door gedurende een voor betrekkelijk korten tijd aangegaan verband, behalve de mil. opleiding en oefening, ook een school- en vakopleiding te verstrekken. Na afloop van het verband zou dan de man in de burger maatschappij kunnen overgaan, die dan een nuttig en waardevol lid gewonnen zou hebben. Naast dit voordeel wordt genoemdvermeerdering van de waarde van den man als soldaat, door grooter zelfrespect, voortvloeiende uit het besef van wat te kunnen presteeren en van niet meer onontwikkeld te zijn. S. vermeent, dat dan ook het aantal geslachtszieken en de prostitutie zouden verminderen. Als voorbeeld van de richting, waarin we moeten sturen, noemt S. de Am. op de Philippijnen, van wier werkzaamheid op het gebied van educa tional en vocational training hij een rozig beeld schetst. Ook o. i. kan in bedoelde richting zeer zeker wel het een en ander worden gedaan, v z. v. de vrijwilligers betreft. Voor de militie met haar korten—te korten— eersten oefentijd, achten we zulks uitgesloten en verschil len dus in dat opzicht met S. van opinie. Hij bestrijdt de meening, dat de Eur. vrijwilliger een anachronisme zoude zijn en zegt t. z. „Misschien is hij dat als vrijwilliger, doch zeker niet als Eur. Zoolang er vrijw. noodig zijn, kan nog heel lang een groot contingent van Eur. niet gemist worden. Ook hier zijn algemeene wetten die boven de mil. vakopvattingen staan. Het Filippinizatie-, het Indonizatie-proces, of hoe ook in andere koloniën het vervangen der vreemde voor Inl. werkers heeten mag is aan vaste wetten gebonden, en gaat op verschillende dienstgebieden gelijktijdig verder. Zoolang er in alle diensttakken nog een groot percent van Eur. krachten werken, zal zeker het Leger in al zijn rangen Eur. behoeven. In de Filippijnen is de Filippinizatie overal al bijna het cijfer 100 gena derd, maar het leger is nog overheerschend Am. En dat is noodzakelijk, voor het gezag der kolonizators zoowel als voor een krachtig optreden tegen den B. V.". We hebben vroeger die uitdrukking „anachronisme" ook wel eens gebezigd, maar moeten erkennen, dat we van die meening goeddeels zijn teruggekomen en we het tegenwoordig integendeel juist zaak achten de werving van Europeanen ernstig ter hand te nemen. Trouwens na den wereldoorlog is dc vrijwillige soldaat sterk op den voorgrond gekomen. Am. en Eng. hebben hem altijd de hand boven het hoofd gehouden, het nieuwe „Reichsheer" bestaat uitsluitend uit vrijwilligers en in Fr. eischen velen een zeer groot contingent aan vrijw. soldaten. De bedoelde uitdrukking is dan ook zelve min of meer een anachronisme geworden. S. vraagt; „Heeft Jan wel gelegenheid gehad, zijn vólle kracht te ont plooien? is uit hem gehaald, wat erin zit? Kinderen die te goed zijn voor ons schoolsysteem, worden de lastige leerlingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 55