zal behooreri, zal een conferentie als bedoeld door Briand nog lang op zich laten wachten. Ondertusschen had de Fr. delegatie op 22 Nov. te voren een voorstel ingediend van den volgenden inhoud: 1. Fr. mag de tonnenmaat van zijn slagvloot, thans 235.000 ton, opvoeren tot 300.000 ton, alzoo evenveel als voorgesteld voor de Japansche vloot. 2. De tonnenmaat der Fr. onderzeevloot zal even groot zijn als die voorgesteld voor de Br. onderzeevloot, n. 1. 90.000 ton. 3. Fr. wordt na vijf jaar vrijgesteld van de voorgestelde „naval holiday", om in staat te zijn, zijn verouderde schepen door nieuwe te vervangen. r Het voorbeeld van Fr. had het natuurlijke gevolg, dat de It. delegatie eveneens een sterke vloot verlangde; alleen een overeen komst, welke met dezen wensch rekening hield, zou It. willen teekenen. Deze Fr. voorstellen werden, evenals de rede van Briand over de Fr. landmacht, alles behalve gunstig opgenomen. Het was voor Gr.-Britanje al niet aangenaam, dat Fr. na de rede van Balfour, waarin deze groote vermindering van het voorgestelde aantal onderzeebooten bepleit had, zooveel van deze vaartuigen verlangde, maar bovendien vestigde het openlijk streven van Fr. naar een sterke vloot met zijn denkbeelden over de weermacht te land zeer sterk den indruk, dat Fr. in Europa een overheerschende positie wil innemen. De vooruitstrevende Eng. pers was dan ook volstrekt niet te spreken over Fr.'s houding, waartoe het pas met de Kemalistische regeering te Angora gesloten accoord het zijne bijdroeg. Pertinax, de politieke medewerker van de „Echo de Paris" en van de „Daily Telegraph", maakte de zaak niet beter door zijn verhaal, dat briand zou gezegd hebben, dat de öritten wellicht groote schepen noodig hebben om sardientjes te vangen, maar dat dan de Fr. onderzeebooten behoeven om de diepzeeflora voor de Fr. botanische genootschappen te bestudeeren; ook zou Briand gezegd hebben, dat Italië's gezindheid tot vermindering van zijn landmacht niet voortsproot uit vredelievendheid, maar uit de demoralisatie van zijn leger. Het is natuurlijk zeer twijfelachtig, of een staatsman als Briand zich werkelijk zoo uitgelaten heeft, maar v.oor den indruk van het oogenblik was dit van minder belang. De Br. Staatssecretaris voor Buitenl. Zaken, Lord Curzon, maakte in een voor zakenmannen te Londen op 24 Nov. gehouden rede voering van zijn hart geen moordkuil, toen hij o. a. betoogde, dat beperking van de bewapening ter zee niets zou uitwerken, als men nog van plan was geweldige bewapeningen te land te handhaven, en dat, als Fr. zou trachten een eigen geïsoleerde of individuëele politiek te volgen, het op den langen duur Duitschl. geen afbreuk zou kannen doen en er niet in slagen zich zelf te beschermen. Middelerwijl bespraken de delegaties der drie groote zeemogend- 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 15