heden het vlootvraagstuk met elkander. De Br. delegatie had reeds haar instemming betuigd met de voorgestelde sterkte der drie slagvloten; indien men nu met Japan, dat vasthield aan behoud van de op 1 Dec. in dienst te stellen „Mutsu", tot een aannemelijk compromis kon komen, was al veel gewonnen. Niet zonder invloed op den uitslag dezer besprekingen zijn waarschijnlijk geweest de gelijktijdig gevoerde onderhandelingen over een overeenkomst tusschcn de V. S., ür.-Britanje, Japan en Fr. over de toestanden in het Verre Oosten en den Stillen Oceaan. Den lOden Dec. nam de volledige conferentie kennis van het tusschen de vier bovengenoemde mogendheden te sluiten verdrag, hetwelk het volgende inhoudt: 1. De vier mogendheden komen overeen elkanders rechten ten opzichte van de insulaire bezittingen en de insulaire dominions in den Stillen Oceaan te eerbiedigen. Indien er tusschen twee der contracteerende mogendheden een geschil zou rijzen, voortko mende uit oneenigheid over deze rechten, dat niet bevredigend langs diplomatieken weg kan worden opgelost en dat de eensge- zinaheid, welke haar thans zoo gelukkig vereenigt, staat te ver storen, zullen zij de andere mogendheden uitnoodigen tot een gemeenschappelijke conferentie, waaraan het geheele vraagstuk zal worden voorgelegd ter overweging en oplossing. 2. Indien de rechten worden bedreigd door het aanvallende optreden van een andere mogendheid, zullen de vier aangesloten mogendheden daarover volledig en openhartig van gedachten wisselen ten einde tot overeenstemming te geraken over de meest doeltreffende maatregelen, die gezamenlijk dan wel afzonderlijk genomen moeten worden om aan het gevaar het hoofd te bieden. 3. Het verdrag blijft tien jaar van kracht, waarna het verlengd kan worden, behoudens het recht van de mogendheden om met inachtneming van een opzeggingstermijn van twaalf maanden zich terug te trekken. 4. Het verdrag zal zoo spoedig mogelijk geratificeerd worden op de wijze, die door de constitutie van iedere betrokken mogendheid wordt voorgeschreven en zal van kracht zijn, zoodra alle kennis gevingen van de ratificatie zijn binnengekomen, waarna het op 13 Juli 1911 te Londen gesloten Br.Japansch verdrag automa tisch zal ophouden te bestaan. De Am. gedelegeerde Lodge, die het verdrag voorlas, deelde daarbij mede, dat eerst overeenstemming tusschen de V. S. en Japan betreffende den status van Yap en van de z. g. gemandateer de eilanden in den Stillen Oceaan bereikt moest zijn, vóórdat de Am. Regeering tot het verdrag kon toetreden. Klaarblijkelijk had men zich te voren van de instemming der verschillende delegaties vergewist: de vergadering bracht alleen betuigingen van sympathie en instemming en spoedig volgde de 16

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 16