Boven deelde ik mede, dat den 22sten Nov. van Fr. zijde ver strekkende voorstellen betreffende de Fr. vloot waren binnengeko men. en nu werden vrij wel op hetzelfde tijdstip, waarop Hughes officiëel bekend kon maken, dat over de sterkte der Am., Br. en Jap. slagvloten overeenstemming bereikt was, die voorstellen nader gepraeciseerd door een mededeeling van de Fr. delegatie, dat Fr. in de op 1925 volgende tien jaren wenscht aan te bouwen 10 groote schepen van 35.000 ton elk, een mededeeling, welke natuurlijk algemeen opzien verwekte. Italië betreurde de houding van Fr., doch verklaarde, evenals vroeger, tot denzelfden maatregel te moeten overgaan, indien Fr. zijn voornemen zou uitvoeren. De Br. delegatie betreed het Fr. voorstel, betoogende, dat Gr.- Britanje, indien het tot uitvoering kwam, genoodzaakt zou zijn zeven groote schepen meer te bouwen, waardoor de met zooveel moeite verkregen verhouding met Am. en Japan verloren zou gaan. Ook de Am. pers toonde zich verontwaardigd over de houding der Fr. delegatie, welke, klaarblijkelijk niet op zooveel tegenstand bedacht, den opkomenden storm trachtte te bezweren door de zonderlinge mededeeling, dat het alleen om het beginsel ging, maar dat Fr. financiëel toch niet in staat zou zijn het plan uit te voeren. Veel genoegen beleefde de Fr. delegatie, thans onder leiding van Sarraut, daar Viviani Briand spoedig gevolgd was, niet van haar voorstel: zij werd door haar regeering eigenlijk gedésavoueerd. Briand, die ondertusschen naar Londen vertrokken was, deelde den 19den Dec. aan den Am. ambassadeur aldaar mede, dat Fr. zich zou vergenoegen met een slagvloot, welke zich tot de japansche zou verhouden als 1,7:3 en dat het zich aan sloot bij de reeds tusschen de drie groote zeemogendheden over eengekomen verhoudingscijfers. Italië, getrouw aan zijn beginsel, dat de It. slagvloot ongeveer even sterk als de Fr. moet zijn, nam toen het verhoudingscijfer 1,68 aan. Het is voorshands onzeker, wat Briand in zoo korten tijd tot deze tegemoetkomende houding gebracht heeft. De openbare meening, zooals deze uit de pers bleek, is natuurlijk van veel invloed geweest, maar ook is het mogelijk, dat Briand op de con ferentie te Londen, waar de betaling van de oorlogskosten alweder besproken wordt, een voor Fr. gunstige atmosfeer heeft willen schepen. Doch te Washington bleek al heel spoedig, dat Fr., na op het stuk van groote schepen te hebben toegegeven, groote waarde bleef hechten aan het onderzeemateriëel of, zooals men het uitdrukte, aan een krachtige, defensieve bewapening. Het vraagstuk van het klein materiëel trad nu geheel op den voorgrond. P. (Wordt vervolgd). 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 18