spoorwegeindstation. In het algemeen zal het beladen van de et.-transportformaties en hunne methode van verkeer moeten ge schieden volgens de beginselen, welke in het Ned. voorschrift „Aanwijzing dienst autotreinen" zijn nedergelegd. Het nauwe contact, dat, zooals reeds boven gezegd, steeds moet bestaan tusschcn den A. B. en den E. I. zal daarbij een belangrijke factor vormen om tot goede resultaten te komen. In bepaalde gevallen zullen die et.-transportformatiën zoodanig beladen moeten worden, dat zich op elk voertuig een zeker aantal rantsoenen bevindt. In andere gevallen zal het beladen artikels- gewïjze kunnen geschieden. Dit is echter een kwestie van de techniek van den dienst, waarop thans niet verder behoeft te worden ingegaan. Ook de wijze van het afgeven van de voorraden kan onbespro ken blijven. Alleen zij opgemerkt, dat in tegenstelling met hetgeen Majoor" De Wit heeft betoogd, plaatselijke aanschaffing dus niet onvereenigbaar is met het rantsoen-systeem. Het beginsel is, dat zonder aanvraag dagelijks steeds een volledig rantsoen wordt aangevoerd. Het voortdurende contact van den E. I. met den A. B in het hem toegewezen etappengebied en met het Hoofd van de Reg.-afd., maakt het echter mogelijk den aanvoer van uit het achterland op de meest practische wijze te combineeren met de pi. aanschaffing, v. z. v. die aanschaffing mogelijk of i. v. met het algemeen verpiegingsplan geoorloofd is. Met opzet heb ik uitsluitend gesproken over den A. B., den E. I. en het Hoofd Reg.-afd., omdat hunne gezamelijke gezagsbevoegd heden den aan- en afvoer regelen. Die gezagsbevoegdheden passen nauwkeurig aan elkander aan, doch zijn tevens scherp van elkander gescheiden. Het spreekt van zelf, dat de toegevoegde Intn als technische adviseurs optreden en verder een zeer belangrijk aan deel in de regeling van de verpleging hebben. De Majoor De Wit voert verder als bezwaar tegen het opvoeren van rantsoenen aan, dat steeds combinaties van twee rantsoenen zullen moeten worden aangevoerd. Deze noodzakelijkheid bestaat echter niet, omdat het onderscheid tusschen de rantsoenen I, II, III en IV uitsluitend ligt in het middagmaal, waarvan de ingrediën ten bij de verschillende rantsoenen min of meer verschillen. Het geopperde bezwaar vervalt hiermede. Ten slotte de bons. Als een roode draad loopt door het betoog van S. de vrees voor de nimmer kloppende bons en de stagnatie, die daardoor in de verpleging kan ontstaan. Ook die vrees is overbodig, omdat er in het aangenomen stelsel geen bons meer zijn. Er wordt verstrekt volgens sterkteopgaven, die naar boven in ronde cijfers zijn afgerond. Zooals reeds is gezegd, wordt in beginsel dagelijks een rantsoen aangevoerd op den grondslag van de bekende sterkte, doch naar boven in ronde getallen afgerond. Aan de verpl.-offn, 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 40