bondsraad te dienen van advies bij het opmaken van voorstellen tot beperking van de bewapeningen en verder bij de behandeling van alle aangelegenheden aangaande de gewapende macht te land* ter zee en in de lucht. Deze commissie bestaat uit 24 leden, allen nul. deskundigen, behoorende tot de legers van de staten, welke m den-Raad vertegenwoordigd zijn, en waaronder de „voornaamste geallieerde en geassociëerde mogendheden" natuurlijk den boven toon voeren. Den 14den Dec. 1920 nam de Vergadering een ^s™e aan> waarin den Raad in overweging gegeven wordt tijdelijk naast die permanente commissie van mil. vakmannen een commissie bestaande uit op politiek, sociaal en econ gebied bevoegde personen te belasten met de voorbereiding van voor stellen betreffende de beperking van de bewapening* bedoeld in Art. 8 van het grondverdrag. Een en ander geschiedde op grond van de overweging, dat men in zake beperking van bewapening bij een mil. commissie, samengesteld als de hier bedoelde, allicht bij den duivel te biecht zou komen. Tevens werd een krachtige poging gedaan om een grens te stellen aan de bewapeningen. In de overtuiging, dat vooral de radicale elementen der groote massa zich niet langer laten paaien door de verzekering, dat de zaak in studie is, dat dus de Volkenbond op dit gebied iets stelligs tot stand moet brengen, stelde de Heer Lange, het Noorweegsche lid der zesde commissie, welke o a de vermindering der toerustingen te behandelen had, voor, dat de Vergadering den Raad in overweging zou geven aan de regeeringen te verzoeken overeen te komen de mil. uitgaven in de eerstvolgende begrotingsjaren (1922 en 1923) niet te verhoogen, tenzij wlgens door den Volkenbond opgelegde mil. lasten of op grond van zeer bijzondere, den Volkenbondsraad medegedeelde omstandigheden. Al spoedig bleek, dat eenstemmigheid over het aangeroerde vraagstuk in geenen deele bestond, waarbij in aanmerking te nemen, dat het onderwerp aanvankelijk niet op de agenda voor kwam, zoodat de delegaties in het algemeen haar regeeringen op dit stuk in het bijzonder niet van te voren hadden kunnen raad plegen Da_t een groote mogendheid als Am. geen lid van den Volkenbond is, dat Sovjet—Rusl. nog vijandig tegenover nagenoeg alle mogendneden staat, stemde begrijpelijkerwijze tot voorzichtig heid, terwijl bovendien vele delegaties, in de eerste plaats de Fr. zich op het standpunt stelden, dat een algemeene vermindering der bewapeningen afhankelijk is van de uitvoering van het verdrag van Versailles door Duitschl., in het bijzonder van de uitvoering van de daarbij opgelegde ontwapening en de handhaving daarvan. Toen het voorstel-Lange op 14 Dec. in de volle vergadering in behandeling kwam, was het een ieder duidelijk, dat op aan neming met algemeene stemmen niet te rekenen viel. En juist aanneming met algemeene stemmen was noodig om het gewilde effect te bereiken; elke stem tegen zou beteekenen, dat de tegen-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 4