wie paardenoppasser bij hem wil worden en, als het eenigszins kan, niet iemand nemen, die er totaal geen lust in heeft. De bepaling, dat de aanstaande paardenoppasser genegen moet zijn, acht ik dan ook overbodig en zou die m. i. moeten vervallen, zoodat de betrokken korpscommandant, zoo mogelijk rekening houdende met de keuze van den off. en met de liefhebbers, een paardenoppasser aanwijst, dus den man daarvoor commandeert. Zooals de toestand nu is, kan het voorkomen, dat een militair, pas ergens heen als paardenoppasser overgeplaatst, terugplaatsing verzoekt, omdat hij niet meer genegen is, een verzoek dat feitelijk niet kan worden geweigerd. Waar voorts de paardenoppasser vrijgesteld is van andere diensten en geen werkgeld behoeft te betalen, acht ik een toelage voor zijn, in de plaats van de andere diensten tredenden, dienst als paardenoppasser geheel overbodig1), te meer, daar er wel geen enkel off. zal zijn, die zijn paardenoppasser maandelijks niet een extra'tje geeft. Verricht de paardenoppasser ook enkele andere bezigheden voor zijn heer, dan ligt het voor de hand, dat hij daarvoor betaald moet worden. Als slot nog een opwekking om te zorgen, dat de paarden- oppassers zich behoorlijk kleeden, waartoe hunne extra inkomsten alle gelegenheid bieden. Thans ziet men maar al te dikwijls mil. paardenoppassers in een tenue rondloopen, die hen meer op koelies dan op soldaten doet gelijken. FIAT. 6. DE DRAAGWIJZE VAN ONZE GEWEER. MITRAILLEURS. In het Juli No. bepleit de luit-kolonel Sachse een draagwijze van de Madsengeweren door den man, waarbij de Redactie een noot plaatst: „In het gevecht, accoord". Hieruit meen ik begrepen te hebben, dat de Red., in tegen stelling met den Overste Sachse (en het Zwitsersche leger) de Wij stemmen hier geheel mede in. „Weinig uitvoeren" en „nog geld toe" is te dwaas om los te loopen. Red. 50

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 50