draagwijze op paarden tot het gevechtsveld wil behouden Met vreugde ontmoette ik in overste S. den eersten medestander van eene draagwijze, die reeds in het I. M. T. van 1917 blz. 773 door mij verdedigd werd. De plaats, die in alle moderne inf.-organisaties de gew. mitrs innemen (een plaats m. i. nog belangrijker dan die hen door overste S. op blz. 46 toegekend wordt) mag bekend verondersteld worden. Die moderne organisaties zijn in. i. het krachtigste plei dooi voor genoemde draagwijze. Het zal velen, en den overste S stellig niet in de laatste plaats, een voldoening zijn, dat ook buiten Zw die draagwijze gevolgd wordt en wel bij onze Mariniers. Nadat ik eene afd. van dit Korps met daarbij ingedeel de gew.-mitrs had zien uitrukken, informeerde ik in hoeverre deze wijze van dragen voldeed. Hieromtrent werden mij door den luit. der Mariniers F. Lugt eenige zeer gewaardeerde gege vens verstrekt. De sterkte der Mitr.-groep is 3 man, waarvan één mitr-dra- ger, tevens schutter en 2 mun.-diagers, tevens helpers, van welke één echter zoolang mogelijk met zijn eigen geweer aan het gevecht deel neemt. Bij de compagnie worden 12 mitrs ingedeeld en wel 4 per peloton en zoodanig, dat er steeds 9 direct in eerste linie en 3 in reserve zijn. Aan mun. is beschikbaar: 50 houders (elk van 24 patronen) per mitr. Per mitr. worden medegevoerd: 2 tasschen elk met8 houders, dus 380 patr. De nummers 2 en 3 dragen ieder zoo'n tasch; verder 1 res.-loop en 3 tasschen tot gereedschappen en ver- wisselstukken. De gew. mitr wordt door No. 1 op den rug gedragen met een stel draagriemen (dus op dezelfde wijze als een ransel); hij is verder bewapend met revolver en dolk No. 2 heeft geweer, dolk, 3 tasschen (wegende te samen 5 K. O.) tot gereedschappen en verwisselstukken en 1 patroontasch tot mitr (geen patroontas- schen tot geweer). No. 3 de gewone uitrusting en bovendien 1 Wij achten het zeer wel mogelijk, dat er ook in Indië geen overwegende bezwaren zouden blijken te bestaan tegen vervoer van den gew. mitr. door den man. Wellicht echter verdient het meer aanbeveling om, gedurende marschen, deze wapens op karren te vervoeren. Dit is in casu niet in strijd met het o. i. onaanvechtbare beginsel om in Indië bij de Inf. voor het gevecht benoodigde zaken niet op voertuigen, doch op draagpaarden, te laden omdat i. c., als de kar achter moet blijven, de geweren er eenvoudig af gehaald worden en dan verder door den man gedragen worden. Ais vervoerwijze nabij en op het gevechtsveld ware wellicht nog te overwegen het te zamen met een hoeveelheid munitie doen pikolen van den gew. mitr door 2 man. Hoe het ook zij, vast staat wel: dat het hoog tijd wordt, dat bij ons verandering van inzicht ontstaat voor wat betreft: a het gebruik van den gew. mitr en b omtrent het vervoer o p het gevechtsveld. Red. 51

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 51