Behalve „Vereenigingsnieuws" en verdere gewone rubrieken noemer! we nog een artikeltje over Dienstplicht en Reserveformaties bij de Zeemacht, waarin gezegd wordt, dat verwacht mag worden, dai begin 1923 die dienst plicht kan worden ingevoerd. Daarnaast zal een lnl. marinereserve worden ingesteld uit vrijwilligers bestaande, in afwachting van het in werking treden van deze formaties, wil men in 1922 een veorloopige reserve, bestaande uit vrijw. Eur. en lnl. personeel, instellen, welke na invoering van de definitieve marinereserves automatisch komt te vervallen. D. B. 12. OVERZICHT VAN NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Mavors Oct. In „Het Fr. schietvoorschrift der Inf." wordt thans aangegeven dat gew. mitr. tegen vliegtuigen op 10U0 M. hoogte, kunnen worden gebezigd. Alleinfn worden opgeleid voor de bedie ning van den gew. mitr., met de besten wordt de opleiding voortgezet. T. a. v. het gebruik van de off. en def. handgranaten en de gew. granaten zij aangeteekend, dat in onze geaccidenteerde terreinen de laatste twee vooral van zeer veel nut kunnen zijn, tot het onveilig maken van doode hoeken. „Aanvalswagens" trekt uit de gebeurtenissen in Vlaanderen de conclusie, dat dit strijdmiddel, mits van het lichte type, in polderterrein (drasland- slappe bodem) zeer goed bruikbaar is en dat waterwegen geen hindernis vormen, hetgeen eenigzins in strijd is met hetgeen door andere schrijvers wordt vermeld. De artn „Qoedig of veeleischend" en „De invloed van den officier" zijn wel klein, maar zeker het lezen waard, hetgeen gelet op den naam van den Schr., de Maj. C. C. de Gelder, niet anders was te verwachten. Strenge, oogenschijnlijk hardvochtige bevelhebbers zijn in werkelijkheid personen, die het welzijn van het geheel en van den troep het best behartigen. De inhoud van het laatstgenoemde art., waarin het lezen van de Nov. afl. '19 van de „Mercure de France" wordt aanbevolen, is weer een bewijs te meer, dat het noodzakelijk is officieren te bezitten die een groot plichts gevoel en KARAKTER hebben, terwijl ook de kennis niet mag worden verwaarloosd. Ind. Gids Oct. In „Aanteekeningeri omtrent den huldigen stand vart het N. I. defensievraagstuk" wordt het verslag van de Def. Commissie aan een kritiek onderworpen. De bekende ex-topograaf J. v. Roon bespreekt „De aanvulling van de leidende krachten bij den Top. dienst in N. I." en wenscht dat men eindelijk eens antwoord tracht te vinden op de vraag waarom de aanvulling zooveel te wenschen overlaat. Voorts wordt het artikel „Stille kracht" beëindigd. Mil. Speet. Oct. Gen. Tonnet behandelt in „Bondgenooten" de wrijving, welke bestond tusschen de Oostenr. en D. legerleiding, een verschijnsel, dat zich steeds bij alle bondgenootschappelijke oorlogen heeft voorgedaan en waarover men zich niet behoeft te verwonderen als men zelfs wrijving aantreft tusschen bevelhebbers van hetzelfde leger. „De bewapening van onze inf. met geschut enz." behandelt de verschil lende middelen, welke aan de inf. tijdens den oorlog zijn toegevoegd als: gew. granaten, bommenwerper enz. Schr. zegt: „Van alles een beetje is een verkeerd beginsel", een uitspraak welke wij in dezen tijd van zooveel nieuwe middelen ter harte moeten nemen. Ten slotte wordt gezegd: „Op het oogenblik hebben we op het gebied van inf. geschutbewapening niets, zegge niets, dat werkelijk goed bruikbaar is", terwijl wordt aanbevolen 67

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 67