2. De invoer staat stop. Het te kort aan consumptie-artikelen wordt niet meer aangevuld, wij zijn geheel op ons zelf aan gewezen. Wij hebben terzake reeds eenige ondervinding; de daaraan verbonden moeilijkheden toen wij niet geisoleerd waren, doch slechts nog het slachtoffer waren van uitvoer-verbodsbepa- lingen elders, liggen nog levendig in onze herinnering 3. De voeding van leger en bevolking moet daardoor „be stuurszorg worden 4. De voedings-tekorten moeten'kunstmatig worden aangevuld 5. De voeding van het leger moet uitmuntend zijn, maar die van de bevolking niet minder, althans zoo goed mogelijk, anders stort onze zaak als een kaartenhuis onvermijdelijk in elkaar. De stemming onder de bewoners der geisoleerde streken moet in de eerste plaats worden bevorderd de voeding speelt daarbij den hoofdrol. Om aan deze eischen van leger- en volksvoeding zoo goed mogelijk te kunnen voldoen, zal de productie van het land moeten worden gecentraliseerd door de overheid. Onder centraJisatie verstaan wij het in beheer nemen van alle voor raden en de productie door de overheid Het ligt in den aard der zaak, dat deze centralisatie zal wor den geëchelonneerd over het land, dat zal moeten worden voorzien en wel over magazijnen, die gelegen zijn in die gewesten en onderdeden van gewesten, waar de voorraden worden aangetroffen. Uit deze centra zullen dan het leger en de bevolking worden bediend. Doet men dit niet, dan bevordert men het „hamsteren het inslaan voor eigen gebruik c. q. om er woekerwinsten van te maken: de eene krijgt alles of zeer veel, de andere lijdt gebrek. Maar wat is het gevolg van deze centralisatie A. Het land zal "in de beteekenis van verplegingsgebied, in militair-economischen zin, weinig of niets meer opleveren. De aanwezige voorraden liggen i n de magazijnen, de nieuwe oogst behoort te worden vervoerd naar die magazijnen. Uit hoofde van deze opvatting zal de landverpleging uitgesloten z ij n. B Wij spraken hier van oogst, daarbij uitgaande van de ver onderstelling, dat de bevolking nog in hare kampongs aanwezig is. Deze veronderstelling is evenwel buitengewoon dubieus, en zeer zeker ten aanzien van de bevolking op het operatie- toon e e 1. Veilig mag dan ook worden aangenomen, dat het gros dier bevolking op het oorlogstooneel het veege lijf heeft Geborgen en dat slechts een klein percentage het waagt in die streken te verblijven. De inlander zal zich meer op zijn gemak voelen in de ongenaakbare schuilhoeken van de „rimboe", dan te midden van het krijgstumult. Hij zal zich opbergen. Onder deze omstandigheden is landverpleging uitgesloten. 5 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 21