Al dadelijk kan worden gezegd, dat die vergelijking volstrekt niet in het nadeel van het Indische uitvalt, integendeel. De onderverdeeling in hoofdstukken kent 1. Algenreene beginselen; 11 Aanval; 111. Verdediging; IV. Vervolging en terugtocht, terwijl het slothoofdstuk voor ons van geen belang is, omdat daarin het gevecht van bij Cav. ingedeelde art. wordt behandeld. I. Taak van de Artillerie. Het eerste hoofdstuk vangt aan met een korte omschrijving van de taak van de art in het gevecht. „De art zal zich tot beginsel stellen, zonder ophouden in nauwe verbinding te blijven met de andere wapens, waarmede zij moet samenwerken, steeds het initiatief aan zich te houden, en een overmachtig vuur te brengen op de juiste plaats, op het juiste oogenblik. En aangezien zij haar allerkrachtigst vuur moet afgeven op het oogenblik van de beslissing, moet zij tot dat oogenblik haar gevechtskracht zooveel mogelijk sparen". Eenheid van bevelvoering. Na deze beginselver klaring wordt de aandacht gevestigd op de noodzakelijkheid van eenheid van bevelvoering, die voor de art. van het hoogste belang wordt geacht. Hiermede zijn we het geheel eens. Centrale leiding waarborgt een economisch gebruik en verzekert de volle ontwikkeling van de vuurkracht. Tocht erkent ook het Jap. voorschrift de mogelijkheid, dat de eenheid van bevelvoering niet geheel kan -worden doorgevoerd, wanneer n. 1. de omstandigheden, in het bijzonder de meerdere of mindere moeilijkheden van het t e r r e i n en van de verbindingen, hiertoe noodzaken. Dit is m. i. het juiste standpunt. Het terrein en de moeilijkheden met de verbindingen kunnen er toe dwingen, dat het hoofdbeginsel wordt prijs gegeven. Decentralisatie van de leiding dus uit bittere noodzaak Al dadelijk kan daaruit de gevolgtrekking worden gemaakt, dat het van het grootste belang is, dat de hoogere leiding met Een noodzaak, die o. i. in den bewegingsoorlog meer zal voorkomen dan in den stellingoorlog, met zijn tot in details geregelde gevechts voering. Het meer dan vroeger roepen om centralisatie (overigens uiteraard een onaanvechtbaar tactisch beginsel) is dan ook o. i. vooral te boeken als een ervaring van den stellingoorlog. Intusschen moet aan den anderen kant weer worden erkend, dat in den stellingoorlog, met zijn overvloed aan art., eerder (zonder gevaar aan tekort) kan worden gedecentraliseerd uit de hand gegeven), dan in den bewegingsoorlog met minder hoeveelheid art. en waarin in het gevecht, aanvankelijk op weinig zekere gegevens, krachten moeten worden ingezet, terwijl later pas blijkt, dat gebruik op andere wijze te verkiezen is; ergo: veel kans op wijziging der aanvankelijke opdrach ten. Gegeven die kans, is er uiteraard weer veel voor centralisatie te zeggen. Red. 35

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 35