Het Jap. voorschrift staat in dit opzicht n. m. in. wel wat veel op het D. standpunt van vóór den oorlog. Hoe de D. veldart. hare „Schneidigkeit" in de eerste oorlogs maanden met bloed heeft moeten betalen is bekend. Zij heeft in dat opzicht de D. inf. niets toegegeven. Teekenend is het antwoord dat de Comdt van het Gardekorps Gen. V. Plettenberg den Oostenr. Hong. gedelegeerde in het D. Groote Hoofdkw. gaf, toen deze in de eerste oorlogsmaanden op de snelle D. overwinningen wees: ,,Ja, wir haben uns zu Tode gesiegt". Zonder ook maar het minste te willen afdingen op de groote waarde van een hoog moreel voor een leger, moet toch voor over drijving worden gewaarschuwd. Gelukkig echter het leger, waarvan van den troep wordt getuigd: „Die Truppe waar fehlerlos, sie hat nie versagt, sie hat das Unmögliche möglich gemacht!" (v. Kuhl) en dat over aanvoer ders beschikt als de Korpscomdt, van wien door zijn stafchef wordt verhaald, dat in een hoogst kritieke omstandigheid de „Kommandierende" zijn energiek besluit, getuigende van een hoog moreel, op de volgende wijze formuleerde: „Ohne Zau- dern, ohne Beratung zog er den Schlusz, der allein zum Heil fiihren konnte": „Herr Oberstleutnant, wir greifen an!" (Muller Löbniz). Verkenningen. In het slot van het le gedeelte van het le hoofdstuk wordt nog in het kort het gebruik van de verschillen de soorten van art. behandeld, met welke beschouwingen in hoofd zaak kan worden ingestemd. Het 2e gedeelte handelt over de voorbereidingen tot het gevecht en het in stelling komen. Onder de voorbereidingen neemt de verkenning een belangrijke plaats in. Toch mist men een logischen gedachtengang in de serie van bepalingen, door welke de verkenningsdienst afdoende moet zijn geregeld. Zoo luidt het eerste punt: „De verkenning van den vijand en van het terrein zijn gewichtige zaken, waarop verschil lende art.-comdtn hun aandacht gericht hebben te houden". Zeer juist wordt in de eerste plaats hier de verkenning van den vijand genoemd; doch even later leest men: „De Art.-Comdt zendt steeds off. patrs vooruit voor terrein- en in het bijzonder voor de wegverkenning". Het zwaartepunt is n. m. m. zeer ten onrechte plotseling naar de wegverkenning verplaatst. Wat bovendien een onderoff.-patr. kan verrichten moet niet aan een off.-patr. worden opgedragen. Aan den Comdt van een patr. die op grooten afstand in de richting van den vijand wordt gezonden om gegevens betreffende doelen te verkrijgen, moeten hooge eischen worden gesteld, wat betreft tactische kennis en inzicht, terreinrijden, kaartlezen en oriënteeren, besluitvaardigheid en doorzettingsvermogen, handig- 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 40