Over den overgang en inschuiving der Verlofsoffn bevat de aflev. twee artn van jongeren. Naar aanleiding van het eerste plaatst de Redactie eenige noten, daardoor enkele minder juiste beweringen van S. rechtzettende en waarin uitkomt, dat het belang van den Lande No. I behoort te zijn. De S., de heer A. Voigt, vermeldt een zaak, waarop ook wij reeds wezen n. 1. „Ten slotte nog een woordje over het begrip dienstjaren, 't Is toch algemeen bekend, dat de meesten der gedetacheerde reserve-officieren een gedeelte van die z. g. „dienstjaren" als burger gesleten hebben en wel le. Vóór de mobilisatie. 2e. gedurende de mobilisatie (studieverlof e. d.). 3e. Vanaf de mobilisatie tot het tijdstip hunner detacheering". Ook o. i. moet in hoofdzaak rekening worden gehouden met den ac ti even diensttijd, echter toch niet uitsluitend, omdat de Veriofoffn ook gedurende den verloftijd door hunne werkzaamheid in de maatschappij, wel degelijk hun waarde als officier vergrootten, al is het dan niet op het terrein van den velddienst of de recrutenschool. Door de jongeren zal dit vermoedelijk niet gemakkelijk worden beaamd, maar toch is het zonder twijfel juist. Tegen het tweede art. hebben we de ernstige bedenking, dat het her haaldelijk grievend voor de collega's reserve-offn is, we achten het jammer, dat het in dezen vorm werd geplaatst. Kapitein Graaff levert een artikel over de Reorganisatie Mil. Onderwijs n. a. van de critiek van den heer Brest van Kempen op het rapport der Haagsche Comm. en geeft eene oplossing afwijkende zoowel van de Bred, als van de Haagsche Comm. Wij kunnen ons in meenig opzicht met S.'s nuchtere, heldere, beschou wingen geheel vereenigen, o. m. met hetgeen gezegd wordt over de voorziening in de behoefte aan techn. onderlegde offn. Aan het slot geeft S. z ij n oplossing van het vraagstuk (n. 1. één jaar practische opleiding bij den troep i n I n d i 2 a 3 jaar theoretische op leiding te B a n d o e n g) met de voor- en nadeelen daaraan verbonden. Alzoo een opleiding uitsluitend in Endië 1 Wij zijn daaromtrent erg sceptisch gestemd, 't is hier nogal een land van mislukkingen en S. zelf zegt: „Indië is in vele opzichten nog maar een primitief land," maar... you never can tell Voorts treffen we aan 2 artikelen contra het voorstel Geldorp inzake de bevorderingsregeling; een van de hand van kapt. Dormaar, het andere van kapt. Sieburgh. Wij achten het voorstel G. in zooverre aanbevelenswaardig, dat het voorkomt: a. uit een oogpunt van dienst te vlugge bevordering van 2e en le luitenants en b onbillijkheden ondervangt inzake pensioen, wed. pensioen, tractement, huizenaanwijzing, scheeve verhoudingen bij uen. Staf en Int., in 't garnizoen en bij oefeningen. Overigens achten we een bezwaar het starre van de regeling en aanvankelijk ook 't feit—waar ook de heer D. op wijstdat wellicht losgelaten zou moeten worden de gewenschte regel, dat een cie enz. normaal door een kapt. enz. wordt gecommandeerd. Dit laatste bezwaar is echter door de uiteenzettingen van den heer G. in de vorige aflevering van het 1. M. T. bij ons goeddeels vervallen De heer D. is van meening, dat bepaalde vooruitzichten op positiever betering gewaarborgd moeten zijn en wil als correctief op een minder }4!,s.„ formatie, voor bevordering tot le luit., kapt., majoor en overste een billijk max. aantal dienstjaren zien vastgesteld. ZWEG. komt echter op tegen het laten wachten van hen, die binnen de door kapt. G. gestelde tijden bevordering moeten maken. Indien er werkelijk van „moeten" (d. i. „in het Landsbelang") sprake is, is dit ongetwijfeld te veroordeelen, niet-altijd als dit „moeten" alleen het gevolg is van de formatie, die S. erkent het immers f o u t kan zijn; evengoed als die formatie oorzaak kan zijn van een te trage pro- 56

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 56