waren alzoo door de practijk duidelijk naar voren gebracht n. 1. a. ween liniën van loopgraven, b. geen zichtbare steunpunten en c. onderlinge onafhankelijkheid der deelen (vakken) welke elkaar echter moeten kunnen steunen. De linie werd vervangen door de zóne, de zichtbare steunpunten door in die zóne gezaaide mitr.-nesten en inf.-weerstandspunten, aan welker afwerking alle zorg werd besteed om ze zoo weinig mogelijk zichtbaar te doen zijn, ook tegen luchtverkennmg Het verlies van zoo'n nest of weerstandspunt had niet langer de betee- kenis van het verlies van een steunpunt. Het zou evenwel voor barig zijn het natuurlijke steunpunt als onbruikbaar ter zijde te stellen, want ook het cellulaire stelsel heeft zijn zwakke zijde gekregen, na de invoering van de tank als strijdmiddel. Waar te verwachten is, dat de aanvaller met dit strijdmiddel zal optreden, moet bij toepassing van dit stelsel zorg gedragen worden, dat over voldoende anti-tankgeschut kan worden beschikt. Wederom met de oraemisse. dat het terrein zich leent voor de verdediging in een diepte-zóne, bliikt uit vorenstaande de ver minderde waarde van natuurlijke steunpunten in dit stelsel. Verdedigende inf. zal daarom den aanvaller geen weerstands- linie^) tegenover stellen, doch waar het terrein zulks toelaat een diepte-zóne, bezaaid met autom. vuurwapens, zoodanig opge steld, dat zii elkaar kunnen steunen, doch overigens onafhankelijk van elkaar den strijd kunnen aanbinden. De locale tegenaanval. Het behoeft geen nader betoog dat bovengenoemde, onder het kijkglas genomen factoren hun invloed uitgeoefend hebben op de voorwaarden voor de toepassing van locale tegenaanvallen Laten we thans die voorwaarden toetsen aan de stadia welke de verdediging heeft doorgemaakt: de lineaire periode; de periode van den loopgravenstriid en de huidige periode. In 1914 vocht de inf. nog in ondiepe liniën, zoowel bij aanval als bij verdediging. De aanvaller had daarom reeds groot voor deel bereikt als hij deze dunne linie op een enkele plaats kon bin nendringen, van waaruit hij met zijn vuur de aanleunende stelling- gedeelten aan weerszijden beheerschte en zijn succes verder kon uitbuiten In dezen voor den verdediger critieken toestand kon alleen de plaatselijke tegenaanval redding brengen, en de grootte van den door den vijand gestagen breuk besliste hoeveel inf. voor dien tegenaanval noodig was. Aangezien de vijand in de binnengedrongen breuken eveneens in linie-formatie vocht, was hij even kwetsbaar als de verdediger. Om te slagen moest echter de handeling o n m i d d e 11 n k plaats vinden, want tegenslag (i. c. de bres in de linie) plant zie snel voort en de vijand kriigt, bij niet onmiddellijk ingrijpen, gele genheid meer troepen in den bres te stellen, waardoor de tegen aanval met ernstige verliezen zou kunnen worden afgewezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 5