2 HET VRAAGSTUK VAN DE BEPERKING VAN DE BEWAPENINGEN. (Slot). Reeds in de vorige aflevering wees ik er op, dat het vraagstuk van het kleine materieel meer dan vroeger op den voorgrond zou treden nadat de groote mogendheden na veel loven en bieden tot overeenstemming over de sterkte harer slagvloten gekomen waren. Het waren vooral de onderzeebooten, waarover groot verschil van meening heerschte, hetgeen al in de tweede openbare zitting der conferentie gebleken was, toen Balfour uiteenzette, waarom het Britsche Rijk zoo tegen deze soort van vaartuigen gekant was Zijn denkbeelden werden spoedig daarna gepraeciseerd door het denkbeeld om onderzeebooten van meer dan 250 ton 1te ver bieden en de totale tonnenmaat te stellen op 45000 ton, in plaats van op 90.000 ton, zooals Amerika voorgesteld had. Later n. I. den 22sten December, stelde de Britsche delegatie algeheele afschaffing van de onderzeebooten voor, waarbij natuurlijk een kwistig gebruik gemaakt werd van de wandaden, welke, terecht of ten "onrechte dit laat ik nu in het midden op rekening der Duitsche onderzeevloot gesteld werden. Lord Lee betoogde daar- bij, dat de ondervinding aan Engeland geleerd had, dat de onder zeeboot alleen voor ongewapende schepen gevaarlijk is, zoodat de Britsche Reg. niet kan inzien, waarom zij van zoo groote waarde voor de verdediging van kleinere staten zou zijn. Het Britsche voorstel ondervond natuurlijk van Fransche zijd', de meeste bestrijding 21. Tegenover de buitensporigheden, aan de Duitsche onderzeebooten zich gedurende den oorlog schul- dig gemaakt zouden hebben, stelde het hoofd der Fransche dele- gatie, Sarraut, minister van koloniën, dat de openbare meening ^een bezwaar tegen een eerlijk gebruik van onderzeebooten heefl en dat dit gebruik met andere aangelegenheden betreffende den 9 P) Ter vergelijking 'diene, dat onze thans in Indië aanwezige K-booten een waterverplaatsing hebben van 550 ton boven en 800 825 ton onder water. De K. I. maakt met 330 ton boven en 390 ton onder water een uitzondering. (2) Dit was te verwachten uit de inmiddels bekend gemaakte briefwis seling tusschen Hughes en Briand over dit onderwerp. Na onsommine van de voordeelen, welke de voorgestelde vlootovereenkomst Frankrijk verschaffen zal. schreef Hughes, dat de bijzondere toestand van Frankriik met betrekking tot de bewapening te land wust op het arootc belang van beperking van de bewapening ter zee. Nu Amerika veriangend is Frankrijk te helpen bii zijn economisch herstel, zou het teleurstelling baren, dat het honderden van mdboenen ging uitgeven aan groote schepen. De bewering, dat Frankrijk 10 nieuwe groote schenen zou willen bouwen, wijst op een programma zoo omvangrijk, dat het de grootste moeilijkheden zou veroorzaken. Tot zijn leedwezen moest Hughes hieruit concludeeren, dat op zoo'n grondslag geen vlootovereenkomst uitvoerbaar is. De houding van Frankrijk noemde hij beslissend voor het al of niet slagen van Amerika s nogingen om den zwaren last van de bewapeningen ter zee te verminderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 9