1. LANDINGEN GEDURENDE DEN ITALIAANSCH- TURKSCHEN OORLOG 1911 1912. Inleiding. Op den voorgrond stellende, dat een dieper ingaan op oorzaken en aanleidingen van dezen oorlog in deze studie niet op zijn plaats is, is het toch|gewenscht tot goed begrip van de door de lt. genomen maatregelen-in het kort de hoofdoorzaken aan te geven. In het ultimatum, hetwelk den 26j27en Sept. 1911 aan de Forte werd aangeboden, werd de bezorgdheid voor een optreden van de inheemsche bevolking en T. troepen tegen de It. bewoners van Tripolis op den voorgrond geschoven en niets minder geëischt dan de overgave van het gewest. Moge dit voor een deel de aan leiding zijn, als diepere oorzaken moeten in de eerste plaats wor den genoemd het streven van It. om een kolonie te stichten met ongeveer dezelfde klimaatstoestanden als het eigen land, zoodat de overbevolking van het moederland niet meer een uitweg behoefde te zoeken naar de V. Staten en de Latijnsche Staten van Zuid-Am., waarvan wel genoemde staten, maar niet It. profijt trok. In de laatste jaren vóór den oorlog emigreerden gemiddeld per jaar 330000 personen en keerden 130000 terug. Ook de drang om de nederlaag in Erythrea goed te maken zal van grooten invloed geweest zijn, doch zeker moet als hoofd oorzaak worden aangemerkt de vrees, dat een andere mogendheid wellicht de hand zou leggen op Tripolis en Cyrenaïca en dus It. weer, evenals dit het geval was geweest ten aanzien van Tunis, achter het net zou visschen, terwijl deze streken in het bezit van een andere mogendheid een constante bedreiging voor de ontwik keling van handel en industrie zouden vormen. In het rapport door de It. Regeering uitgegeven wordt dit dan ook onomwonden aangegeven. Toen op het ultimatum een onbevredigend antwoord werd ont vangen werd den 29en de oorlogsverklaring overhandigd en be gonnen bijna tegelijkertijd de vijandelijkheden vóór Tripolis. I. Kustbeschrijving (schets I). De kust van Tripolis rijst 20 M. steil uit zee op; slechts in de flauwe bochten treft men een lagere kust aan. Zandsteenriffen en ondiepten wisselen elkaar af, zoodat in het algemeen de kust ongeschikt is voor een landing van een groote troepenmacht en zeer zeker is dit het geval in herfst en winter, aangezien dan veel vuldig een straffe wind op de kust staat. De woestijn strekt zich vrijwel tot aan zee uit en wordt slechts hier en daar onderbroken door vruchtbare plekken, waarin vanzelf 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 1